ECLI:NL:OGEAA:2017:610
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Geschil over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen de Universiteit van Aruba en [X]
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, stond de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen de Universiteit van Aruba en [X] centraal. [X] was sinds 18 juli 2008 ambtenaar in vaste dienst bij het Land Aruba en werd per 1 augustus 2014 aangesteld bij de Universiteit, maar zonder een formeel aanstellingsbesluit. De Minister van Onderwijs en Gezin had toestemming gegeven voor deze aanstelling, maar deze toestemming leidde niet tot een formele aanstelling. Op 16 november 2015 werd [X] eervol ontslagen uit het Openbaar Onderwijs, maar dit besluit werd later door het Gerecht in ambtenarenzaken vernietigd.
De Universiteit vorderde betaling van een bedrag van Afl. 2.499,20, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten, omdat zij meende dat zij bij de eindafrekening per 31 december 2015 een bedrag van Afl. 3.499,20 teveel aan [X] had betaald. [X] voerde verweer en stelde dat de arbeidsrelatie met de Universiteit niet was geëindigd, maar dat hij opnieuw in dienst was bij het Land Aruba per 18 april 2016. Het Gerecht moest beoordelen of er sprake was van een arbeidsovereenkomst of een uitleenovereenkomst tussen de partijen.
Het Gerecht oordeelde dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst, ondanks het ontbreken van een aanstellingsbesluit. Het Gerecht verwierp het betoog van de Universiteit dat de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing waren. Het Gerecht concludeerde dat [X] niet recht had op doorbetaling van zijn loon, omdat hij op eigen initiatief zijn werkzaamheden had neergelegd. De vordering van de Universiteit werd toegewezen, en de vorderingen van [X] werden afgewezen. De wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten werden aan de Universiteit toegewezen, en [X] werd veroordeeld in de proceskosten.