5.Bewijsmiddelen
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een proces-verbaal huiszoeking [adres], met no. 201504200825DZK (pag. 3156 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 april 2015 gesloten en getekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden werkzaam als opsporingsambtenaar bij de Landsrecherche Aruba, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 20 april 2015 begaven we ons naar het adres [adres] ten einde huiszoeking te doen. Ik, [verbalisant 2], heb de bewoner van het perceel, genaamd [verdachte] van de huiszoeking bij voormeld perceel op de hoogte gesteld. In een washok werden drie kartonnen dozen met inhoud, een zwarte printer van het merk HP Officejet 6500A Plus, een grijs kasregister van het merk Sharp Electronic Cash Register in beslag genomen. [verdachte] verklaarde en wees aan dozen die hij bij het verhuizen van [naam centrum] naar huis had meegenomen.
2. een proces-verbaal van aangifte [aangeefster], met proces-verbaal nr. 201505071445.A2.01 (pag. 2701 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 19 mei 2015 ondertekend door [verbalisant 3], opsporingsambtenaar bij de Landsrecherche Aruba, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Ik ben sinds 1 januari 2014 als hoofd van [naam centrum] Aruba, kortweg [naam centrum], aangesteld. In mijn hoedanigheid van hoofd van dit centrum doe ik aangifte van verduistering in dienstbetrekking door [verdachte]. [verdachte] heeft vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2015 bij het [naam centrum] als juridisch beleidsmedewerker gewerkt. Daarvoor, voordat ik als hoofd van het [naam centrum] werd aangesteld, heeft [verdachte] als lid van het Interim Management Team van het [naam centrum] gefungeerd. Vanaf 1 april 2015 is [verdachte] van het [naam centrum] naar de [overheidsinstelling] overgeplaatst. Op donderdag 30 april 2015 ben ik op uw verzoek bij het kantoor van de Landsrecherche samen met collega [getuige 1] geweest voor het bekijken van goederen, voorwerpen en documenten, die in het huis van [verdachte] werden aangetroffen en in beslag genomen. Ik heb hierbij een printer van het merk HP Officejet en een kasregister van het merk Sharp herkend als eigendommen van het [naam centrum]. Ik heb deze apparaten in het [naam centrum] gezien. Ik herken deze als de apparaten die in het [naam centrum] waren en die van het [naam centrum] zijn. De lege doos van de printer ligt nog steeds in het magazijn van het [naam centrum]. Het kasregister was nog, voordat [verdachte] het [naam centrum] op 21 maart 2015 heeft verlaten, in zijn kantoor geplaatst. [getuige 1] vertelde mij dat het [naam centrum] de printer en het kasregister als donatie had gekregen. Op het moment dat [verdachte] van het [naam centrum] was vertrokken en ik samen met [getuige 1 ] in zijn kantoor ging kijken zag ik dat het kasregister niet meer in zijn kantoor was. Ik besloot om [verdachte] te contacteren en vroeg hem naar het kasregister. [verdachte] zei tegen mij dat het kasregister niet van het [naam centrum] was, maar dat [naam collega 2] de eigenaar is van dit kasregister. [verdachte] bedoelde hiermee [getuige 2], de kok van het [naam centrum]. Verder zag en herkende ik een grote hoeveelheid kantoorbenodigdheden die van het [naam centrum] zijn. [getuige 1] heeft hierbij ook duidelijk naar voren gebracht dat het merendeel van de kantoorbenodigdheden die jullie in het huis van [verdachte] hebben aangetroffen en die jullie mij hebben getoond van het [naam centrum] zijn. Ik heb geen toestemming of het recht aan [verdachte] gegeven om de printer, het kasregister en de kantoorbenodigdheden uit het [naam centrum] te nemen en deze zich toe te eigenen.
3. een proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 1], met proces-verbaal nr. 201505061300.G30.01 (pag. 2717 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 mei 2015 ondertekend door [verbalisant 2], opsporingsambtenaar bij de Landsrecherche Aruba, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik werk bij het [naam centrum] afdeling [stad] in de afdeling financiële administratie. Ik ben sinds 2009 werkzaam bij het [naam centrum]. U toont mij goederen (vermeld op een lijst die deel uitmaakt van het proces-verbaal) die in de woning van [verdachte] werden gevonden. Ik zie een heleboel goederen, waarvan ik zeker ben dat deze goederen aan het [naam centrum] toebehoren. De goederen vermeld bij nummers 13 (penhouder (272)) en 22 (1 klein schrijfblok gelinieerd (355)) op de lijst zijn zeker eigendom van het [naam centrum]. De correctiepennen en vloeistof heb ik bij het bedrijf [naam bedrijf] gekocht. Ik ben er zeker van dat deze goederen aan het [naam centrum] toebehoren. De stempel [naam centrum] is ook van ons en ook de flessen rode inkt. De doos van de printer van het merk HP Officejet 6500A Plus staat nog steeds bij ons. Het kasregister van het merk Sharp is volgens mij als donatie aan het [naam centrum] gegeven.
4. een proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 2], met proces-verbaal nr. 201505261100.G32.01 (pag. 2726 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 26 mei 2015 ondertekend door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , opsporingsambtenaren bij de Landsrecherche Aruba, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik werk sinds 1 april 2007 als kok bij [naam centrum]. Ik heb het nummer 5921925 in gebruik. U toont mij het tijdens een huiszoeking in de woning van [verdachte] in beslag genomen grijze kasregister van het merk Sharp XE-A206. Het [naam centrum] heeft dit kasregister van [naam bedrijf 2] als donatie gekregen. Dit kasregister lag al lang in het kantoor van [verdachte]. Ik heb aan [verdachte] gevraagd of ik dit kasregister kon krijgen. [verdachte] heeft tegen mij gezegd dat indien men over dit kasregister gaat vragen, ik moet zeggen dat dit kasregister van mij is. Ik heb verschillende gesprekken met [verdachte] gehouden waarbij dit thema over dit kasregister naar voren kwam. Dus dat ik moet zeggen dat dit kasregister van mij zou zijn.
5. een proces-verbaal van bevinding over tapgesprek TPN 875, proces-verbaal no 201504221000.TAP04 (pag. 1892), in de wettige vorm opgemaakt en op 22 april 2015 ondertekend door [verbalisant 3], opsporingsambtenaar bij de Landsrecherche Aruba, met als bijlage een tapgesprek met
Target Product Number875 tussen aansluitnummers [aansluitnummer 1] in gebruik bij verdachte en [aansluitnummer 2] in gebruik [getuige 3] op 1 april 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
GL: (..) ik heb nog tegen haar [aansluitnummer 1] [aangeefster] gezegd dat de doos, ... het klote ding is, dat ik gisteren het magazijn open heb gemaakt en wilde de doos meenemen...
GL: (..)Doordat de doos groot is zei ik voor mezelf, ze zullen merken dat ik hierin ben gekomen. Ik zei laat die stront daar maar liggen en bovendien ruikt de doos ook naar kakkerlak. Ik zei, laat die stront daar liggen, ik neem het niet mee.
GL: (..) Ja, ik, ik, hoe zeg ik dat weer, ik liet aan [getuige 2] zeggen, ik heb aan [getuige 2] gezegd; in het geval dat ze jou over het kasregister vraagt, zeg tegen hen dat het kasregister van jou is enz.
LM: En weten [getuige 1] en anderen dat het [naam bedrijf 2] afkomstig is...
GL: Nee want destijds kwamen al de donaties via.. Het waren wij die naar donaties zochten.
GL: (..) Wij brachten die binnen (..)
GL: (..) Laat, laat, laat [collega 1] bewijzen dat het als donatie is gekomen.
GL: (..) ze kunnen zoeken wat (..) omdat ze nooit kunnen bewijzen van waar dat ding kwam. En ik heb het meegenomen omdat ik heb gezegd: “Geen gekloot.” Ik laat het niet, omdat ze het geen moer nodig hebben, gekloot.
6. een proces-verbaal van bevinding over tapgesprek TPN 363, proces-verbaal no 201506021115.TAP06 (pag. 1919), in de wettige vorm opgemaakt en op 2 juni 2015 ondertekend door [verbalisant 5] , opsporingsambtenaar bij de Landsrecherche Aruba, met als bijlage een tapgesprek met
Target Product Number363 tussen aansluitnummers [aansluitnummer 1] in gebruik bij verdachte en [aansluitnummer 3] in gebruik bij [moeder van verdachte] (moeder) op 30 maart 2015 met starttijd 18:19:05, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(..)
[moeder van verdachte] e vraagt aan [verdachte] waar hij zich nu bevindt.
[verdachte] zegt dat hij nu bezig is met het opruimen van zijn kantoor.
(..)
[verdachte] zegt verder dat hij bezig is met het opruimen en al de dingen in de dozen zal zetten om met alles thuis te komen.
(..)
[verdachte] zegt dat hij daar niemand met iets zal achterlaten, dus dat hij alles naar huis zal nemen.
7. een proces-verbaal van bevinding over tapgesprek TPN 366, proces-verbaal no 201506021200.TAP06 (pag. 1922 e.v.), in de wettige vorm opgemaakt en op 2 juni 2015 ondertekend door [verbalisant 5] , opsporingsambtenaar bij de Landsrecherche Aruba, met als bijlage een tapgesprek met
Target Product Number366 tussen aansluitnummers [aansluitnummer 1] in gebruik bij verdachte en [aansluitnummer 4] in gebruik bij [vriend verdachte] op 30 maart 2015 met starttijd 19:52:11, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(..)
G: Wel, ik heb net al mijn “kakanan” vanuit mijn kantoor ingepakt en heb alles naar huis meegenomen.
E: Ah ja? Je hebt de doos echt niet meegenomen, noh. De..
G: Ah, nee, nee. Ik, ik. Je weet het wel, ik heb al de pennen, potloden, liniaal, eh eh, A4..
E: Eh ja, je hebt al de station daarboven gestolen.
G: Ja ja, ik heb letterlijk alle .. (onduidelijk).. meegenomen.
8. een proces-verbaal van bevinding over tapgesprek TPN 591, proces-verbaal no 201505221100.TAP06 (pag. 1939 e.v.), in de wettige vorm opgemaakt en op 22 mei 2015 ondertekend door [verbalisant 3], opsporingsambtenaar bij de Landsrecherche Aruba, met als bijlage een tapgesprek met
Target Product Number591 tussen aansluitnummers [aansluitnummer 1] in gebruik bij verdachte en [aansluitnummer 5] in gebruik bij [getuige 2], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
GL: (..) het kasregister van jou, degene die ik heb gezegd dat het van jou was, hebben zij ook meegenomen.
9. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] met no. 201505250845.V4.01 (pag. 0423 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 25 mei 2015 gesloten en getekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 4] , beiden werkzaam als opsporingsambtenaar bij de Landsrecherche Aruba, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb mijn kantoor op 31 maart 2015 ontruimd. Ik heb mijn kasten leeggemaakt en de goederen in dozen gezet. Ik heb geen toestemming aan de leiding van het [naam centrum] gevraagd om de goederen mee te nemen die op 20 april 2015 tijdens de huiszoeking bij mij thuis werden aangetroffen. De printer en het kasregister werden achtergelaten als donatie voor het [naam centrum]. De plastic zak met kantoorbenodigdheden die ik heb meegenomen bevat voornamelijk spullen die ik in mijn ladeblok had. Deze spullen werden door het [naam centrum] gekocht.
10. Een proces-verbaal van 2de verhoor verdachte [verdachte] met no. 201505261430.V4.02 (pag. 0439 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 26 mei 2015 gesloten en getekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 4] , beiden werkzaam als opsporingsambtenaar bij de Landsrecherche Aruba, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb een privé telefoonnummer. Het nummer is [aansluitnummer 1]. Ik heb dit nummer sinds december 2014 in gebruik. Het tapgesprek TPN 875 dat u mij laat horen, werd tussen mij en [getuige 3] gevoerd.
11. Een proces-verbaal van 7de verhoor verdachte [verdachte] met no. 201506031205.V4.07 (pag. 0488 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 2 juni 2015 gesloten en getekend door [verbalisant 5], werkzaam als opsporingsambtenaar bij de Landsrecherche Aruba, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U toont mij het uitgewerkte tapgesprek TPN 591. Wij, [getuige 2 ] en ik, hebben in het algemeen gesproken wat er mij was gebeurd die ochtend.
U toont mij het uitgewerkte tapgesprek TPN 363. Wat ik kan verklaren is dat ik was begonnen met het ontruimen van mijn kantoor maar dat ik achteraf besloot om toch wel alles te laten omdat ik nog pending en in afwachting was op de schriftelijke akkordering van de minister.
U toont mij het uitgewerkte tapgesprek TPN366. Dit gesprek was met [vriend 2 verdachte] . Hij is een vriend van mij.
1. Een proces-verbaal van bevindingen van onderzoek computers en gegevensdragers van de verdachte [verdachte], met proces-verbaal no. 201504220000.OIG (pag. 2782 e.v.) met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 7 mei 2015 gesloten en getekend door [verbalisant 6], beiden werkzaam als opsporingsambtenaar bij de Landsrecherche Aruba, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 20 april 2015 werd doorzoeking gedaan bij het [naam centrum] te [stad]. In het voormalige kantoor van de verdachte [verdachte] werd onder meer de navolgende gegevensdrager in beslag genomen: een systeemverwerkingseenheid van het merk Lenovo model Think Centre. Gedurende onderzoek aan deze systeemverwerkingseenheid heb ik, [verbalisant 6], onder meer in een weesmap genaamd “Transfer” verschillende pornografische afbeeldingen aangetroffen. In deze map werd een onderliggende map genaamd “awo” aangetroffen met (pornografische) afbeeldingen van een jong meisje. Collega [collega 2], die bekend was met de (minderjarige) jongeren die in het [naam centrum] te [stad] waren opgenomen, herkende het meisje op de afbeeldingen in de map “awo” als de minderjarige jongere [slachtoffer] . In de map “awo” waren 10 bestanden waarvan er 4 zichtbaar waren. Van de 10 bestanden in de map “awo” en het bestand op de locatie “\ProgramData\Bluestack\UsersData\SharedFolder\” heb ik, [verbalisant 6] , het overzicht “Overzicht bestanden mbt [slachtoffer] ” samengesteld welke bij dit proces-verbaal is gevoegd. Van deze 11 bestanden heb ik, [verbalisant 6] , een grafisch overzicht van miniatuur afbeeldingen (“Thumbnails”) uitgeprint en voorzien van Bijlage 1.
Onderzoek naar het bestand “ [bestandsnaam 1] ” (bijlage 3) leerde dat dit bestand op 29 augustus 2014 te 16:22:22 uur op het werkstation van de verdachte [verdachte] werd aangemaakt en voor het laatst benaderd op 27 februari 2015 te 09:56 uur. Verder werd de cameradatum en tijd van dit bestand ook achterhaald als zijnde 29 augustus 2014 te 01:37:04 uur. Op deze afbeelding is gedeelte van een blote borst te zien.
Onderzoek naar het bestand “ [bestandsnaam 2] ” (bijlage 4) leerde dat dit bestand op 30 augustus 2014 te 23:51:52 uur op het werkstation van de verdachte [verdachte] werd aangemaakt en voor het laatst benaderd op 27 februari 2015 te 09:56 uur. Verder werd de cameradatum en tijd van dit bestand ook achterhaald als zijnde 30 augustus 2014 te 10:15:42 uur. Op deze afbeelding is de jongere [slachtoffer] te zien liggend op een bed.
Onderzoek naar het bestand “ [bestandsnaam 3] ” (bijlage 5) leerde dat dit bestand op 31 augustus 2014 te 01:45:37 uur op het werkstation van de verdachte [verdachte] werd aangemaakt en voor het laatst benaderd op 27 februari 2015 te 09:56 uur. Op deze afbeelding zijn twee natte vingers te zien. Op de achtergrond is een been (knie) zichtbaar.
De bestanden/foto’s “ [bestandsnaam 1] ” en “ [bestandsnaam 3] ” vertonen seksuele gedragingen van vermoedelijk de jongere [slachtoffer] . Op de foto bestand “ [bestandsnaam 1] ” vertoont een ontblote borst van een vrouw/meisje en de foto/bestand “ [bestandsnaam 3] ” vertoont twee natte vingers die vermoedelijk nat zijn van het masturberen of in ieder geval in de vagina werden gestopt waardoor ze nat zijn geworden. Deze twee foto’s kunnen worden gekwalificeerd als pornografie, namelijk het afbeelden en of uitbeelden van seksuele handelingen. Uit onderzoek is gebleken dat de jongere [slachtoffer] in de periode 26 april 2013 tot en met 11 april 2014 in het [naam centrum] te [stad] verbleef en dat zij in [geboorteplaats] op [geboortedatum] was geboren. Ten tijde van het opsturen en bewaren van de afbeeldingen van [slachtoffer] was zij ongeveer 15 jaren en 10 maanden oud.
2. Een proces-verbaal van 3de verhoor verdachte [verdachte] met no. 201505291055.V4.03 (pag. 0450 e.v.), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 26 mei 2015 gesloten en getekend door [verbalisant 6] en [verbalisant 5] , beiden werkzaam als opsporingsambtenaar bij de Landsrecherche Aruba, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U houdt mij voor dat uit onderzoek is gebleken dat de bestanden “ [bestandsnaam 1] ” en “ [bestandsnaam 3] ” op respectievelijk 29 en 31 augustus 2014 op mijn werkstation werden opgeslagen en dat deze twee bestanden vermoedelijk voor het laatst op 27 februari 2015 werden benaderd/gebruikt. U houdt mij voor dat naar aanleiding daarvan de verdenkingen zijn dat deze twee bestanden op 27 februari 2015 vanaf mijn werkstation zijn verwijderd en dat deze bestanden ongeveer zes maanden op mijn werkstation opgeslagen bleven. U vraagt mij wat ik hierover kan verklaren. Om eerlijk te zijn heb ik gewoon een filetransfer gedaan van mijn telefoon naar mijn werkstation. Ik begon eind februari 2015 mijn werkstation te schonen. Toen ik deze foto’s weer zag, heb ik deze verwijderd.
3. De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij hoe de seksueel getinte foto’s van de minderjarige [slachtoffer] , zoals omschreven in het pr[naam centrum]es-verbaal van het onderzoek naar mijn werkcomputer, op mijn werkcomputer terecht zijn gekomen. Die foto’s heb ik van [slachtoffer] gekregen op mijn telefoon. Die foto’s zijn vanuit mijn telefoon naar mijn werkcomputer overgezet.
Bewijsoverwegingen
Feit 1
De verdachte heeft ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. Ten aanzien van de weggenomen kantoorbenodigdheden is door de verdediging aangevoerd dat de verdachte op zijn laatste werkdag, 31 maart 2015, plotseling moest vertrekken en geen tijd had om alles te sorteren. Hij heeft alle spullen in een doos gedaan met de bedoeling om op een later moment de eigendommen van [naam centrum] Aruba te sorteren en terug te brengen. Van een toe-eigening is geen sprake geweest aldus de verdediging. Het gerecht verwerpt dit verweer, nu uit de inhoud van de voor het bewijs gebezigde tapgesprekken volgt dat de verdachte op 30 maart 2015, zijn voorlaatste werkdag bij [naam centrum], al bezig is geweest om zijn kantoor te ontruimen. Dat de verdachte in alle haast geen kans heeft gehad om zijn eigen spullen te sorteren acht het gerecht om die reden niet aannemelijk geworden. Voorts blijkt uit de voor het bewijs gebezigde inhoud van tapgesprekken dat de verdachte wel degelijk het opzet had om de weggenomen kantoorbenodigdheden die eigendom van [naam centrum] waren, zich wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte heeft zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over de goederen door deze mee naar zijn huis te nemen. Het gerecht acht de verklaring van de verdachte dat hij voornemens was om de eigendommen van [naam centrum] nog terug te brengen ongeloofwaardig.
Ten aanzien van de printer en het kasregister is door de raadsman aangevoerd dat de printer en het kasregister op het terrein van [naam centrum werden achtergelaten en dat niemand namens [naam centrum die goederen in ontvangst heeft genomen. Voorts had de printer geen kabel en werd deze aanvankelijk in het magazijn gezet om weggegooid te worden. Het kasregister was defect en werd ook in het magazijn gezet om weggegooid te worden. De verdachte heeft de printer, met een kabel van thuis, in gebruik genomen en een andere collega, getuige [getuige 2], had interesse in het defecte kasregister. Volgens de verdediging betreffen het goederen die res derelicta of res nullius zijn en die werden prijsgegeven. Het gerecht verwerpt ook dit verweer van de verdediging. Uit het gebezigde bewijs volgt dat deze goederen aan [naam centrum werden geschonken en derhalve aan dit centrum toebehoren. Daarbij is niet van belang of de goederen defect of incompleet waren. Voorts blijkt uit de voor het bewijs gebezigde inhoud van de tapgesprekken dat de verdachte wel degelijk het opzet heeft gehad om zich ook deze goederen wederrechtelijk toe te eigenen.
Feit 2
De verdediging heeft betoogd dat per individuele foto niet vastgesteld kan worden dat het hier kennelijk om een minderjarige persoon gaat. Het gerecht verwerpt dit verweer. Het gerecht is van oordeel dat van de bestanden “ [bestandsnaam 1] ” en “ [bestandsnaam 3] ” (bijlagen 3 en 5 bij het proces-verbaal van bevindingen van onderzoek computers en gegevensdragers van de verdachte [verdachte], met pr[naam centrum]es-verbaal no. 201504220000.OIG (pag. 2782 e.v.)) aan de hand van het gebezigde bewijs vastgesteld kan worden dat deze afbeeldingen van expliciet seksuele aard zijn, die reeds door hun karakter strekken tot het opwekken van een seksuele prikkeling, en dat bij beide foto’s iemand die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
was betrokken. De verdachte heeft verklaard dat hij deze foto’s van [slachtoffer] , die op dat moment minderjarig was, heeft ontvangen op zijn telefoon en dat hij deze daarna heeft overgezet op zijn werkcomputer. Uit voornoemd proces-verbaal blijkt dat op een derde foto met bestandsnaam IMG-20140830-WA0006.jpg, die in dezelfde map op de werkcomputer van de verdachte is aangetroffen, het gezicht van de minderjarige [slachtoffer] te zien is. Uit de bestandsnamen blijkt dat deze foto en voornoemde twee foto’s in opeenvolgende volgorde zijn opgeslagen op de werkcomputer van de verdachte, waardoor, mede gegeven het feit dat de verdachte heeft verklaard dat hij deze foto’s van [slachtoffer] heeft ontvangen, voldoende vast is komen te staan dat bij de bestanden “ [bestandsnaam 1] ” en “ [bestandsnaam 3] ” eveneens de minderjarige [slachtoffer] was betrokken. De minderjarigheid volgt voorts in voldoende mate uit voornoemd proces-verbaal, waarin is gerelateerd dat op de afbeeldingen een jong meisje te zien is en dat dit jonge meisje door een collega verbalisant werd herkend als de minderjarige [slachtoffer] .
De verdachte werd tijdens het verhoor van 26 mei 2015, nadat hij deels al een verklaring had afgelegd over feit 2, pas in de gelegenheid gesteld om zijn raadsman ten aanzien van deze nieuwe verdenking te raadplegen waarna de verdachte opnieuw een Salduz-formulier heeft ondertekend. Het gerecht heeft de verklaring van de verdachte voor wat betreft het gedeelte dat werd afgelegd voorafgaand aan het wijzen op zijn consultatierecht en het ondertekenen van het Salduz-formulier niet voor het bewijs gebruikt.