In deze zaak heeft de verdachte, een politieagent, op 25 augustus 2015 in Aruba opzettelijk met een pistool geschoten in de richting van een persoon, waarbij het slachtoffer in zijn rechterheup werd geraakt. De verdachte was van mening dat het noodzakelijk was om te schieten omdat hij dacht dat het slachtoffer een vuurwapen bij zich had en zich aan zijn aanhouding onttrok. Tijdens de rechtszitting op 20 april 2017 heeft de officier van justitie een taakstraf geëist, terwijl de verdediging betoogde dat de verdachte rechtmatig had gehandeld in de uitoefening van zijn functie.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De verdachte werd schuldig bevonden aan poging tot doodslag, maar het gerecht oordeelde dat hij niet rechtmatig had gehandeld. De verdachte had niet voldoende redenen om aan te nemen dat het slachtoffer een vuurwapen bij zich droeg, en het gebruik van zijn dienstwapen was niet gerechtvaardigd. Het gerecht oordeelde dat de verdachte zijn bevoegdheid om aanhoudingsvuur te gebruiken niet op de juiste wijze had uitgeoefend.
Uiteindelijk werd de verdachte niet strafbaar verklaard, omdat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten. Het gerecht besloot geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het feit, zijn status als jonge agent en het feit dat hij niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld.