In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 juli 2017 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, een vrouw die in 2010 was gescheiden van haar echtgenoot, ontving een bedrag van Afl. 450.000 als onderdeel van de pensioenverzekering van haar ex-echtgenoot. De Inspecteur stelde dat dit bedrag als een belaste afkoop van pensioen moest worden aangemerkt en dus tot het belastbaar inkomen van de belanghebbende gerekend diende te worden. De belanghebbende betwistte dit en stelde dat de pensioenrechten van haar ex-echtgenoot intact waren gebleven en dat de uitbetaling een vermogenstransactie in het kader van de boedelverdeling betrof, die niet belastbaar was.
Het Gerecht oordeelde dat de uitbetaling van Afl. 450.000 geen afkoop van pensioen was, omdat de pensioenrechten van de ex-echtgenoot volledig intact waren gebleven. De uitbetaling werd gezien als een vergoeding in het kader van de boedelverdeling, wat betekent dat het niet tot het belastbaar inkomen van de belanghebbende gerekend kon worden. Het Gerecht verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur en verlaagde de aanslag inkomstenbelasting tot een belastbaar inkomen van Afl. 60.524. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en moest het griffierecht worden vergoed.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste kwalificatie van uitbetalingen in het kader van echtscheidingen en de fiscale gevolgen daarvan. Het Gerecht volgde de lijn van eerdere jurisprudentie, waarbij de verrekening van pensioenrechten bij echtscheiding niet automatisch leidt tot een belastbaar feit voor de niet-pensioengerechtigde echtgenoot.