ECLI:NL:OGEAA:2017:580

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juli 2017
Publicatiedatum
12 juli 2017
Zaaknummer
GAZA nr. AUA201700778
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorziening bij voorraad in ambtenarenrechtelijke zaak met betrekking tot medische herkeuring

In deze zaak heeft verzoekster, een ambtenaar in Aruba, een verzoek ingediend bij het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gaza) om een voorziening bij voorraad te treffen. Dit verzoek volgde op een brief van 11 april 2017 van de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba, waarin verzoekster werd uitgenodigd voor een medische herkeuring. Verzoekster heeft echter geen bezwaarschrift ingediend tegen deze brief, wat volgens de wet vereist is voor materiële connexiteit. De rechter overweegt dat, hoewel artikel 84, vierde lid, van de Landsverordening Ambtenarenrechtspraak (LA) verzoekers de mogelijkheid biedt om een bezwaarschrift in te dienen na een uitspraak op een verzoek om een voorziening bij voorraad, de termijn voor het indienen van bezwaar in dit geval al was verstreken. Hierdoor is het verzoek om een voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De rechter heeft op 3 juli 2017 uitspraak gedaan en het verzoek afgewezen, waarbij hij oordeelde dat er geen grond was voor het treffen van een voorziening. De uitspraak werd gedaan door mr. W.J. Noordhuizen, ambtenarenrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 3 juli 2017
GAZA nr. AUA201700778
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening Ambtenarenrechtspraak (LA) van:
[verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: K.J.D. Vis,
tegen:
DE MINISTER VAN FINANCIËN EN OVERHEIDSORGANISATIE,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DRH).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 11 april 2017 is aan verzoekster bericht dat door de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba een commissie is aangewezen voor een medische herkeuring en is verzoekster uitgenodigd om contact op te nemen met de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba om een nieuwe afspraak te maken voor de keuring.
Op 11 mei 2017 heeft verzoekster het gerecht verzocht een voorziening bij voorraad te treffen.
Op 12 juni 2017 heeft verweerder een contramemorie ingediend.
Op 16 juni 2017 heeft verzoekster nadere stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld op 19 juni 2017, waar verzoekster bij hij gemachtigde is verschenen, en verweerder vertegenwoordigd door de gemachtigde voornoemd, bijgestaan door M. Meaux, werkzaam bij het Departemento di Recurso Humano (DRH), zijn verschenen.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de La wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is.
Ingevolge artikel 94 kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.
Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, vervalt de uitspraak op een zodanig verzoekschrift indien niet binnen acht dagen nadien een bezwaarschrift, betreffende de hoofdzaak, bij het gerecht is ingediend.
2.2
Verzoekster heeft bij het gerecht geen bezwaarschrift tegen de brief van 11 april 2017 ingediend. Aldus is niet voldaan aan het vereiste van materiële connexiteit. Weliswaar biedt artikel 84, vierde lid, van de La een verzoeker de mogelijkheid om eerst nadat uitspraak op een verzoek om het treffen van een voorziening bij voorraad is gedaan een bezwaarschrift betreffende de hoofdzaak in te dienen, maar in dit geval is de termijn, waarbinnen bezwaar kon worden gemaakt reeds verstreken. Een nog in te dienen bezwaar zal naar voorlopig oordeel dan ook niet‑ontvankelijk worden verklaard.
2.3
Gelet op het vorenoverwogene bestaat geen grond voor het treffen van een voorziening.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2017 in aanwezigheid van de griffier.