ECLI:NL:OGEAA:2017:550

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juni 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
VOG nr. 747 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om verklaring omtrent gedrag voor functie als brandweerman na veroordeling voor drugshandel

In deze zaak heeft klager verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag ten behoeve van een functie als brandweerman. Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft op 5 juni 2017 uitspraak gedaan in deze kwestie. Klager was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren voor het opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening Verdovende Middelen, waarbij hij betrokken was bij de invoer van 110 kilo cocaïne. De aangewezen ambtenaar heeft het verzoek van klager om een verklaring omtrent het gedrag afgewezen, omdat er bezwaren tegen klager zijn gebleken, gelet op de aard en ernst van het strafbare feit en het doel waarvoor de verklaring is aangevraagd.

Het gerecht heeft geoordeeld dat de ambtenaar zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de functie van brandweerman een hulpverlenende rol is, waarbij integriteit en betrouwbaarheid van groot belang zijn. Klager heeft betoogd dat zijn veroordeling niet relevant is voor de functie als brandweerman, omdat hij de fysieke proeven en sollicitatieronde al had doorlopen en zijn leven had gebeterd. Echter, het gerecht heeft geconcludeerd dat de veroordeling en de ernst van het feit voldoende grond vormen voor de afwijzing van het verzoek. De klacht van klager is dan ook ongegrond verklaard.

De beslissing werd genomen door mr. M.E.B. de Haseth, en tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open volgens artikel 28, derde lid, van de Landsverordening VOG.

Uitspraak

Beschikking van 5 juni 2017
VOG nr. 747 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:
[klager],
wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
gericht tegen de beschikking van 23 maart 2017 van:
de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 23 maart 2017, aan klager uitgereikt op dezelfde dag, , heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Bij brief van 6 april 2017 heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 8 mei 2017, waar klager en verweerder zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel vijf, eerste lid, van de Lv VOG wordt een strafblad uit het strafregister verwijderd na verloop van een termijn van vier jaren.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, beloopt de termijn acht jaren, indien bij de veroordeling is opgelegd gevangenisstraf.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, wordt de in artikel 5 bedoelde termijn verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde vrijheidsstraf met uitzondering van de straf of het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de rechter heeft bepaald dat het niet zal worden tenuitvoergelegd en een last tot herroeping niet is gegeven.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
2.2
Klager heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag ten behoeve van een functie als brandweerman.
2.3
Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klager. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager bij onherroepelijk geworden vonnis van het gerecht van 14 oktober 2013, voor zover thans van belang, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren voor het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, onder A, van de Landsverordening Verdovende Middelen. De aard en ernst van dit strafbaar feit vormen volgens verweerder, gelet op het doel, waarvoor afgifte van een verklaring omtrent het gedrag is verzocht, zodanige bezwaren dat deze moest worden geweigerd.
2.4
Klager betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen zijn persoon, gelet op het doel, waarvoor de afgifte is verzocht, te weten een functie als brandweerman. Daartoe voert hij aan dat het misdrijf waarvoor hij is veroordeeld niets te maken heeft met de functie als brandweerman, een functie waarvoor hij bovendien de fysieke proeven en de sollicitatieronde bij de brandweer reeds heeft doorlopen. Verder heeft hij zijn straf uitgezeten en zijn leven gebeterd, aldus klager.
2.5
Het gerecht is van oordeel dat, in aanmerking genomen de veroordeling van klager, alsmede de aard en ernst van het strafbaar feit, te weten het uitvoeren van in totaal 110 kilo cocaïne, verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht. Daarbij wordt voorts in aanmerking genomen dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de functie van brandweerman een hulpverlenende is, waarbij zowel burgers als collega’s volledig op de integriteit en betrouwbaarheid van betrokkene moeten kunnen vertrouwen.
Onder deze omstandigheden was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Lv VOG gehouden te weigeren de gevraagde verklaring af te geven. Het betoog faalt.
2.6
Gelet op het vorenoverwogene zal de klacht ongegrond worden verklaard.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, op 5 juni 2017.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).