ECLI:NL:OGEAA:2017:548

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 juni 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
VOG nr. 683 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag in het kader van een huwelijk in Colombia

In deze zaak heeft klaagster verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag om in Colombia in het huwelijk te treden. Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft op 12 juni 2017 uitspraak gedaan over de klacht van klaagster tegen de afwijzing van haar verzoek door de aangewezen ambtenaar op 28 maart 2017. De ambtenaar had zich op het standpunt gesteld dat er bezwaren waren tegen klaagster, gebaseerd op een eerdere veroordeling tot een gevangenisstraf van drie dagen voor het opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening verdovende middelen. Klaagster heeft hiertegen geklaagd, stellende dat de ambtenaar niet had gemotiveerd waarom deze veroordeling bezwarend was voor het doel van de afgifte van de verklaring.

Het gerecht heeft geoordeeld dat de ambtenaar zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er bezwaren tegen klaagster waren, gelet op het doel waarvoor de verklaring was aangevraagd. De enkele vermelding van de aard en ernst van het gepleegde feit was onvoldoende om de afgifte te weigeren, omdat deze niet in verband waren gebracht met het doel van de aanvraag. Het gerecht heeft de klacht gegrond verklaard en bepaald dat de ambtenaar binnen drie dagen na ontvangst van de beschikking de gevraagde verklaring moet afgeven. Deze beslissing werd genomen door mr. M.E.B. de Haseth, en tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

Beschikking van 12 juni 2017
VOG nr. 683 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:
[klaagster],
wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
gericht tegen de beschikking van 28 maart 2017 van:
de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.DE PROCEDURE

Bij beschikking van 28 maart 2017 heeft verweerder het verzoek van klaagster om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Bij brief van 29 maart 2017 heeft klaagster daartegen een klaagschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 15 mei 2017, waar verweerder is verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.DE BEOORDELING

2.1
Ingevolge artikel vijf, eerste lid, van de Lv VOG wordt een strafblad uit het strafregister verwijderd na verloop van een termijn van vier jaren.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, beloopt de termijn acht jaren, indien bij de veroordeling is opgelegd gevangenisstraf.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, wordt de in artikel 5 bedoelde termijn verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde vrijheidsstraf met uitzondering van de straf of het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de rechter heeft bepaald dat het niet zal worden tenuitvoergelegd en een last tot herroeping niet is gegeven.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
2.2
Klaagster heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag om op 10 april 2017 in Colombia in het huwelijk te treden.
2.3
Het ter zitting door verweerder gevoerde betoog dat klaagster geen belang meer heeft bij de klacht, omdat de datum waarop zij voornemens was in het huwelijk te treden reeds is verstreken, faalt. Gegrondverklaring van de klacht kan er toe leiden dat klaagster bereikt wat zij met het indienen daarvan heeft beoogd, te weten de mogelijkheid om in Colombia in het huwelijk te treden.
2.4
Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klaagster. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klaagster bij onherroepelijk geworden vonnis van het gerecht van 3 april 2014 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie dagen voor het opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, onder C van de Landsverordening verdovende middelen.
De aard en ernst van dit strafbaar feit vormen volgens verweerder, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht, zodanige bezwaren dat afgifte van een verklaring omtrent het gedrag moest worden geweigerd. Ter zitting heeft verweerder in dit verband te kennen gegeven dat door hem aan handelen in strijd met de Landsverordening verdovende middelen zwaar wordt getild.
2.4
Klaagster betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen haar persoon, gelet op het doel, waarvoor de afgifte is verzocht, te weten het in Colombia in het huwelijk treden.
2.5
Het gerecht is van oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klaagster, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verweerder niet heeft gemotiveerd dat en waarom voormelde veroordeling van klaagster als zodanig bezwarend dient te worden aangemerkt ten opzichte van het doel, waarvoor afgifte is verzocht, dat afgifte moest worden geweigerd. De enkele vermelding van de aard en ernst van het gepleegde feit zijn daartoe onvoldoende, omdat deze niet in verband zijn gebracht met het doel waarvoor afgifte is verzocht. Ook overigens valt niet in te zien waarom voormelde veroordeling bezwarend is ten opzichte van het doel, waarvoor afgifte is verzocht. Het betoog slaagt.
2.6
Gelet op het vorenoverwogene zal de klacht gegrond worden verklaard. Dat brengt met zich dat verweerder ingevolge artikel 29 van de Lv VOG gehouden is om binnen drie dagen na ontvangst van deze beschikking de door klaagster verzochte verklaring af te geven.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de klacht gegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, op 12 juni 2017.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).