ECLI:NL:OGEAA:2017:546

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juni 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
LAR nr. 1253 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verblijfsvergunning en ontvankelijkheid van beroep door niet-belanghebbende

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 5 juni 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen de beslissing van de Minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie. Appellante, die in persoon procedeerde, had bezwaar aangetekend tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning ten behoeve van haar meerderjarige dochter. De aanvraag was eerder op 8 mei 2015 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 10 mei 2016 ongegrond verklaard. Appellante stelde beroep in, maar het gerecht oordeelde dat zij niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat zij niet namens de vreemdeling, maar uit eigen hoofde beroep had ingesteld. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk was. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbende in de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) en bevestigt de jurisprudentie van het Hof dat bij weigering van een verblijfsvergunning alleen het belang van de vreemdeling zelf rechtstreeks betrokken is. De rechter verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en gaf aan dat tegen deze uitspraak hoger beroep openstaat bij het Hof, binnen zes weken na de dag van de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 5 juni 2017
LAR nr. 1253 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellante],
wonende in Aruba,
APPELLANTE,
procederende in persoon,
gericht tegen de beslissing op bezwaar van 10 mei 2016 van:
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR, RUIMTELIJKE ONTWIKKELING EN INTEGRATIE,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 8 mei 2015 is afwijzend beslist op de aanvraag van appellante om een verblijfsvergunning ten behoeve van haar inmiddels meerderjarige dochter [dochter] (hierna: dochter) in het kader van gezinshereniging.
Bij brief, gedateerd 12 mei 2015, heeft appellante, namens [dochter], tegen deze beschikking bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij beslissing op bezwaar van 10 mei 2016 heeft de verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard en de beschikking gehandhaafd.
Hiertegen heeft appellante beroep ingesteld, door op 2 juni 2016 een beroepschrift in te dienen bij dit gerecht.
Op 13 juli 2016 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 17 oktober 2016, alwaar appellante in persoon en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd is verschenen.
De uitspraak is hierna nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

2.1
Ingevolge artikel 3, lid 1 van de Lar wordt in deze landsverordening onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een beschikking is betrokken.
Ingevolge artikel 23, lid 1 van de Lar kan degene die door een op een bezwaarschrift genomen beslissing rechtstreeks in zijn belang is getroffen, daartegen beroep instellen bij het gerecht.
2.2
Conform bestendige jurisprudentie van het Hof, overweegt het gerecht dat bij de weigering van een vergunning tot verblijf slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks is betrokken. In dit geval heeft appellante niet namens de betreffende vreemdeling, doch uit eigen hoofde beroep aangetekend tegen de beslissing op bezwaar van 10 mei 2016. Appellante kan echter niet als belanghebbende bij die beslissing op bezwaar worden aangemerkt. Dit betekent dat het beroep, gelet op artikel 23, eerste lid, van de Lar niet-ontvankelijk is.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing werd gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 5 juni 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).