ECLI:NL:OGEAA:2017:545

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juni 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
L.A.R. nr. 1030 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift door de Minister van Financiën en Overheidsorganisatie

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een beslissing van de Minister van Financiën en Overheidsorganisatie van Aruba, waarbij een bezwaarschrift van de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een beschikking van 5 maart 2014, waarin zijn verzoek om een uitgestelde uitkering bij wijze van pensioen werd afgewezen. Na een eerdere uitspraak van het gerecht op 26 januari 2015, waarin werd bepaald dat de minister binnen drie maanden een reële beslissing moest nemen op het bezwaar, verklaarde de minister op 16 januari 2015 het bezwaar ongegrond. Hiertegen heeft de appellant op 2 maart 2016 opnieuw beroep ingesteld. De minister verklaarde op 30 maart 2016 de bezwaarschriften van de appellant van 11 april 2014 en 20 februari 2015 niet-ontvankelijk, wat leidde tot het huidige beroep.

Tijdens de zitting op 17 oktober 2016 was alleen de gemachtigde van de minister aanwezig. Het gerecht heeft vastgesteld dat de beslissing van 16 januari 2015 een beslissing op bezwaar betreft, en dat de minister ten onrechte had vermeld dat de appellant een bezwaarschrift kon indienen tegen deze beslissing. Dit had een beroepschrift moeten zijn. Het gerecht concludeert dat de minister het geschrift van de appellant van 20 februari 2015 niet als beroepschrift heeft aangemerkt en ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De bestreden beslissing wordt vernietigd en het beroep van de appellant wordt gegrond verklaard. De rechter gelast tevens de teruggave van het griffierecht aan de appellant.

Uitspraak

Uitspraak van 5 juni 2017
L.A.R. nr. 1030 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellant],
wonende in Aruba,
APPELLANT,
procederend in persoon,
gericht tegen de beslissing van 30 maart 2016 van:
DE MINISTER VAN FINANCIËN EN OVERHEIDSORGANISATIE,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. I.L. Ras-Orman (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij beschikking van 5 maart 2014 heeft verweerder op het verzoek van appellant van 16 april 2010 tot toekennen van een uitgestelde uitkering bij wijze van pensioen op basis van de door hem vervulde diensttijd bij het Land van 16 jaren en 1 maand, afwijzend beslist.
1.2
Tegen deze beschikking heeft appellant op 11 april 2014 bezwaar gemaakt.
1.3
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 19 september 2014 beroep ingesteld bij dit gerecht (LAR-2045/14). Bij uitspraak van dit gerecht van 26 januari 2015 is het beroep gegrond verklaard en is bepaald dat verweerder binnen een termijn van drie maanden een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellant.
1.4
Bij brief van 16 januari 2015 heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
1.5
Hiertegen heeft appellant op 2 maart 2016 bij dit gerecht beroep ingesteld (LAR-416/15).
1.6
Bij brief van 30 maart 2016 heeft verweerder de bezwaarschriften van appellant van 11 april 2014 en 20 februari 2015 niet-ontvankelijk verklaard. Deze brief zal hierna de bestreden beslissing worden genoemd.
1.7
Hiertegen heeft appellant op 11 mei 2016 beroep ingesteld.
1.8
Het beroep is behandeld ter zitting van 17 oktober 2016, alwaar alleen de verweerder bij zijn gemachtigde is verschenen.
1.9
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Met de bezwaaradviescommissie van de Lar stelt het gerecht vast, dat de beslissing van 16 januari 2015 van verweerder een beslissing op bezwaar betreft, en dat verweerder per abuis onder deze beslissing heeft vermeld dat appellant hiertegen een bezwaarschrift kon indienen. Dit had immers een beroepschrift moeten zijn. Verweerder heeft derhalve ten onrechte het geschrift van appellant van 20 februari 2015, dat als bezwaarschrift tegen de beslissing op bezwaar van 16 januari 2015 was ingediend, niet als beroepschrift aangemerkt en naar dit gerecht doorgezonden, en heeft dat geschrift ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
2.2
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de bestreden beslissing dient te worden vernietigd. Het beroep is derhalve gegrond.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep van appellant gegrond,
vernietigt de beslissing van 30 maart 2016, met kenmerk LAR/708geh,
gelast de teruggave van het gestorte griffierecht ad Afl. 25,-- aan appellant.
Deze beslissing werd gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 5 juni 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).