ECLI:NL:OGEAA:2017:543

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
K.G. 1128 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beslag in kort geding tussen Caribbean Sun Group (Aruba) N.V. en Monterrey Trading Aruba N.V. tegen [Gedaagde]

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, ging het om een kort geding tussen de naamloze vennootschappen Caribbean Sun Group (Aruba) N.V. en Monterrey Trading Aruba N.V. (hierna: CSG en MTA) en een gedaagde partij, aangeduid als [Gedaagde]. De procedure volgde op een eerder vonnis van 11 januari 2017, waarin het gerecht had geoordeeld dat [Gedaagde] onterecht op staande voet was ontslagen door Del Sol, een dochteronderneming van MTA. Het gerecht had in dat vonnis bepaald dat [Gedaagde] weder te werk gesteld diende te worden en dat haar loon doorbetaald moest worden.

In het kort geding vorderden CSG en MTA de opheffing van de door [Gedaagde] gelegde executoriale beslagen onder de CMB Bank en MTA. De eisers stelden dat zij het kg-vonnis waren nagekomen en dat de beslaglegging de bedrijfsvoering ernstig verstoorde. [Gedaagde] voerde verweer en stelde dat zij niet weder te werk was gesteld, waardoor zij het kg-vonnis had laten executeren.

Het gerecht oordeelde dat de opdracht tot tewerkstelling van [Gedaagde] door MTA was ingetrokken, waardoor het bevel tot wedertewerkstelling niet langer geldig was. Het gerecht concludeerde dat het beslag onrechtmatig was gelegd en hefte de beslagen op. Tevens werd [Gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 5 juli 2017 door mr. M. Schoemaker.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 5 juli 2017
Behorend bij K.G. 1128 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:

1.de naamloze vennootschapCARIBBEAN SUN GROUP (ARUBA) N.V.,

2. de naamloze vennootschap
MONTERREY TRADING ARUBA N.V.,
beiden gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: “CSG” en “MTA”,
gemachtigde: de advocaat mr. A.F.J. Caster,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: “[Gedaagde]”,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 16 juni 2017.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
[Gedaagde] is vanaf januari 2015 in dienst van MTA en was tewerkgesteld bij CSG. [Gedaagde] werd op 23 september 2016 op staande voet ontslagen met als ontslaggrond diefstal dan wel verduistering.
2.2
In een kortgedingprocedure tot doorbetaling van loon tussen CSG en [Gedaagde] heeft het gerecht in zijn vonnis van 11 januari 2017 (hierna: het kg-vonnis) het volgende overwogen en beslist, waarbij CSG werd aangeduid als Del Sol:
(..)
3.4
In het licht van de hiervoor onder 3.3 vermelde vaststaande feiten – waaruit volgt dat Monterrey het in elk geval wat [Gedaagde] betreft voor het zeggen heeft bij Del Sol – is niet in geschil tussen partijen dat [Gedaagde] bij brief van 19 september 2016 (afkomstig en ondertekend door [A] en [B] voor of namens Del Sol) door Del Sol op staande voet is ontslagen omwille van de in die brief vermelde redenen. Gesteld noch is gebleken echter dat Del Sol bevoegd was of is om [Gedaagde] voor om namens haar werkgever Monterrey te ontslaan. Reeds hieruit volgt dat naar het voorlopig oordeel van het Gerecht geen sprake kan zijn ven een rechtsgeldig ontslag.
3.5
Nu verder is gesteld noch gebleken dat [Gedaagde] niet langer in opdracht van en onder leiding van haar werkgever Monterrey is tewerkgesteld bij Del Sol, is Del Sol naar het voorshands oordeel van het Gerecht gehouden om net als voorheen (1) het loon van [Gedaagde] en (2) haar weer tewerk te stellen conform de door Monterrey gegeven opdracht totdat Monterrey – die het dus wat dit betreft kennelijk voor het zeggen heeft bij haar dochter Del Sol – de opdracht tot wedertewerkstelling van [Gedaagde] bij Del Sol intrekt. (..)”
(..)
4. DE UITSPRAAK
Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
- veroordeelt Del Sol tot (door)betaling aan [Gedaagde] van haar normale loon (..) totdat Monterrey de hiervoor onder 3.3. en 3.5 vermelde opdracht tot wedertewerkstelling van [Gedaagde] bij Del Sol intrekt (..);
- beveelt Del Sol om [Gedaagde] binnen 2 dagen na de betekening aan Del Sol van dit vonnis weder te werk te stellen in dezelfde functie tegen hetzelfde loon;
- bepaalt dat Del Sol ten behoeve van [Gedaagde] een dwangsom verbeurt van Afl. 200,-- voor elke dag dat Del Sol voormeld bevel niet nakomt, met dien verstande dat Del Sol te dezen maximaal Afl. 100.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren (..)”
2.3
Tegen het kg-vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.4 [
Gedaagde] heeft het kg-vonnis op 17 januari 2017 aan CSG laten betekenen, met aanzegging tot nakoming van het kg-vonnis binnen twee dagen na betekening.
2.5
De gemachtigde van eisers heeft namens eisers bij brief van 18 januari 2017 aan (de gemachtigde van) [Gedaagde] te kennen gegeven dat het dienstverband met ingang van 19 januari 2017 werd hersteld met wedertewerkstelling. Haar werd tevens bericht dat door de verdenking van diefstal dan wel verduistering het vertrouwen in [Gedaagde] volledig is geschonden waardoor eiser(s) het zich niet kan (kunnen) veroorloven haar terug op de werkvloer te ontvangen, waardoor zij met onmiddellijke ingang op non-actief werd gesteld met behoud van loon. [Gedaagde] werd ten slotte (onder meer) geïnformeerd dat eiser(s) binnenkort een ontbindingsprocedure ter beëindiging van de arbeidsrelatie zal/zullen aanspannen.
2.6
CSG heeft op 19 januari 2017 het volledige achterstallige loon aan [Gedaagde] uitbetaald en sedertdien elke maand tijdig het loon aan [Gedaagde] voldaan.
2.7 [
Gedaagde] heeft op basis van het kg-vonnis op 10 mei 2017 executoriaal derdenbeslag gelegd onder de CMB bank en MTA.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eisers vorderen – samengevat – dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. a) [Gedaagde] beveelt dan wel gelast binnen 24 uur de gelegde beslagen onder CMB Bank en MTA op te heffen , onder verbeurte van een dwangsom; dan wel
b) subsidiair, de bij het kg-vonnis bepaalde dwangsom met terugwerkende kracht opheft dan wel opschort en [Gedaagde] beveelt zich te onthouden van elke vorm van executie van het kg-vonnis, dan wel de executie te schorst totdat in een bodemprocedure zal zijn beslist, onder verbeurte van een dwangsom; dan wel
c) in goede justitie enige andere beslissing neemt;
d) [Gedaagde] in de proceskosten veroordeelt.
3.2
Eisers stellen samengevat dat zij het kg-vonnis zijn nagekomen, dat zij op basis van de arbeidsovereenkomst bevoegd zijn om [Gedaagde] met behoud van loon te schorsen en dat [Gedaagde] geen rechtens te respecteren belang heeft bij executie van het kg-vonnis. Zij stellen voorts dat de bedrijfsvoering van eisers ernstig verstoord wordt door de beslaglegging onder CMB Bank.
3.3 [
[Gedaagde] voert verweer en heeft samengevat aangevoerd dat er niet voldaan is aan het kg-vonnis, omdat [Gedaagde] niet weder te werk is gesteld. [Gedaagde] heeft het kg-vonnis laten executeren in verband met de uitgebleven wedertewerkstelling.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht is bij de naamsaanduiding en de vestigingsplaats van eisers uitgegaan van de door eisers overgelegde uittreksels van de Kamer van Koophandel en Nijverheid Aruba.
4.2
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak.
4.3
Partijen zijn het er over eens dat de executie van het vonnis door [Gedaagde] geen betrekking heeft op de uitbetaling van het (achterstallige) loon uit hoofde van het kg-vonnis, maar dat het uitsluitend om de bij het kg-vonnis toegewezen wedertewerkstelling gaat en dat de beslaglegging derhalve alleen betrekking heeft op de al dan niet verbeurde dwangsommen uit hoofde van het kg-vonnis.
4.4
Het primair gevorderde zal worden toegewezen. Ter toelichting dient het volgende.
4.5
Een in het dictum van een rechterlijk vonnis uitgesproken veroordeling moet worden gelezen in verband met de overwegingen waarop deze steunt. Beantwoording van de vraag of in strijd is gehandeld met een, in dit geval, gegeven bevel tot wedertewerkstelling, en of in verband daarmee dwangsommen zijn verbeurd, dient plaats te vinden door hetgeen ter uitvoering van het vonnis is verricht, te toetsen aan de inhoud van het gegeven bevel, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Bij deze uitleg dienen doel en strekking van het gegeven bevel tot richtsnoer te worden genomen, in die zin dat het bevel niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel.
4.6
Uit de hiervoor onder de feiten geciteerde overwegingen van het kg-vonnis volgt dat [Gedaagde] door de verkeerde rechtspersoon (CSG i.p.v. MTA) ontslagen was en dat CSG, waarbij [Gedaagde] formeel niet in dienst was maar waarbij [Gedaagde] in opdracht van MTA wel tewerk was gesteld, daarom gehouden was om (1) het loon door te betalen en (2) [Gedaagde] weder te werk te stellen conform de door MTA gegeven opdracht
totdat MTA de opdracht tot tewerkstelling van [Gedaagde] bij CSG zou intrekken. Voor wat betreft de veroordeling tot loondoorbetaling is deze voorwaarde ook uitdrukkelijk in het dictum opgenomen. Deze voorwaarde is niet expliciet in het dictum van het kg-vonnis opgenomen bij het bevel tot wedertewerkstelling, maar uit de geciteerde overwegingen volgt duidelijk dat doel en strekking van het bevel tot wedertewerkstelling was dat [Gedaagde] tot het werk bij CSG toegelaten diende te worden zolang MTA de tewerkstelling bij CSG niet zou hebben ingetrokken.
4.7
Namens beide eisers is brief van 18 januari 2017 aan [Gedaagde] te kennen gegeven dat zij met onmiddellijke ingang op non-actief werd gesteld. Het gerecht acht aan de hand van deze brief in kort geding voldoende aannemelijk geworden dat MTA de opdracht tot tewerkstelling van [Gedaagde] bij CSG in ieder geval vanaf 18 januari 2017 heeft ingetrokken, zodat vanaf die datum aan de voorwaarde die ingevolge het kg-vonnis verbonden was aan het bevel tot wedertewerkstelling niet langer werd voldaan en het gegeven bevel tot wedertewerkstelling geen gelding meer had. De intrekking van de opdracht tot tewerkstelling door MTA vond plaats binnen twee dagen na betekening van het vonnis door [Gedaagde], zodat naar het voorshands oordeel van het gerecht geen dwangsommen zijn verbeurd door CSG uit hoofde van het kg-vonnis.
4.8
Indien [Gedaagde] in rechte wenst op te komen tegen de op non-actiefstelling van 18 januari 2017 door eisers, zal zij daar een nieuwe procedure voor moeten entameren, omdat de bij het kg-vonnis aan de wedertewerkstelling gekoppelde dwangsom geen betrekking heeft op die (nieuwe) non-actiefstelling door eisers gezamenlijk.
4.9
Uit het voorgaande vloeit voort dat het gerecht voorshands van oordeel is dat het beslag onrechtmatig is gelegd. Het gerecht kan zelf het beslag opheffen zodat eisers geen belang hebben bij een veroordeling van [Gedaagde] daartoe.
4.10 [
Gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij veroordeeld worden in de proceskosten.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
heft de op verzoek van [Gedaagde] door deurwaarder Locadia op 10 mei 2017 ten laste van CSG onder de naamloze vennootschap Caribbean Mercantile Bank N.V. en MTA gelegde executoriale beslagen op;
5.2
veroordeelt [Gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van eisers worden begroot op Afl. 450, aan griffierecht, Afl. 229,80 aan explootkosten en Afl. 1.500, aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 5 juli 2017 in aanwezigheid van de griffier.