ECLI:NL:OGEAA:2017:518

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
4 juli 2017
Zaaknummer
EJ-2112 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het gezag en hoofdverblijf van minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 juni 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over drie minderjarigen, geboren uit het huwelijk van de verzoeker (de vader) en de verweerster (de moeder). De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza, verzocht om alleen met het gezag over de minderjarigen te worden belast en om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem te bepalen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.S. Gravenstijn, voerde verweer en vroeg om afwijzing van het verzoek.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 29 augustus 2016 was ingediend, gevolgd door een verweerschrift op 13 december 2016. Tijdens de zittingen op 30 mei 2017 en 12 december 2016 zijn de minderjarigen gehoord en zijn er griffiersaantekeningen gemaakt van de mondelinge behandelingen. De Voogdijraad heeft een rapport uitgebracht op 21 maart 2017, waarin werd geconcludeerd dat de minderjarigen niet klem dreigen te raken indien de ouders gezamenlijk het gezag behouden. Beide ouders hebben aangegeven de communicatie tussen hen in stand te willen houden, wat positief is voor de gezamenlijke gezagsuitoefening.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de ouders overeenstemming hebben bereikt over het ouderlijk gezag, het hoofdverblijf van de minderjarigen en het omgangsrecht. Deze afspraken zijn schriftelijk vastgelegd in een contract dat aan de beschikking is gehecht. De rechter heeft de kosten gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 20 juni 2017
Zaaknummer EJ-2112 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[X],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza,
tegen
[Y],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.
Belanghebbenden:
[A],
[B],
[C],
hierna samen aan te duiden als de minderjarigen.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift ingediend op 29 augustus 2016,
  • het verweerschrift, tevens inhoudende een (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek, ingediend op 13 december 2016, welk verzoek ter zitting van 30 mei 2017 is ingetrokken,
  • het verhoor van de minderjarige [A] op 12 december 2016,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 13 december 2016, waaruit blijkt dat partijen, bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd, zijn verschenen. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw A. Flanders,
  • het rapport van de Voogdijraad van 21 maart 2017,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 30 mei 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en de moeder, bij haar gemachtigde voornoemd. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw G. Maldonado
Hierna is de uitspraak bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit het huwelijk tussen de vader en de moeder zijn geboren de thans nog minderjarige [A] op [datum] 2002 in Aruba, [B] op [datum] 2007 in Aruba en [C] op [datum] 2008 in Aruba (hierna: de minderjarige).
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 28 september 2015 (EJ nr. 2086 van 2015) is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, is bepaald dat de ouders gezamenlijk belast blijven met de uitoefening van het gezag over de minderjarigen en is bepaald dat het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de moeder zal zijn.
2.3
De moeder woont inmiddels in Bonaire.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt tot wijziging van het gezag, in die zin dat de vader voortaan alleen met het gezag over de minderjarigen wordt belast, met bepaling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader.
3.2
De moeder voert verweer, strekkende tot het afwijzen van bovengenoemd verzoek.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253n BWA. Ingevolge dit artikel kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de desbetreffende beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Het moet hierbij gaan om een zodanige verandering van de situatie, dat het niet langer in het belang van het kind is de bestaande gezagsuitoefening te handhaven. Alsdan bepaalt de rechter, aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Beslissend zal zijn wiens gezag over het kind de rechter het meeste in het belang van het kind oordeelt.
Het gerecht overweegt dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat een van de ouders met het gezag wordt belast, zoals met name indien de (communicatie)problemen tussen de ouders zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt. (HR 18 maart 2005, LJN AS8525; vgl. HR 10 september 1999, NJ 2000, 20).
4.2
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Een en ander vereist een minimaal vermogen tot positieve communicatie tussen de ouders.
4.3
In het rapport van de Voogdijraad staat het volgende. Uit onderzoek is gebleken dat de minderjarigen niet klem dreigen te raken indien ouders het gezamenlijk gezag behouden. Immers, beide ouders hebben aangegeven de bestaande communicatie tussen hen in stand te willen houden. Dit geeft aan dat de ouders in staat zijn om in het belang van de minderjarigen te handelen en dat zij in staat zijn om gezamenlijk het ouderlijk gezag naar behoren uit te oefenen.
4.4
De ouders hebben bij de Voogdijraad overeenstemming bereikt over het ouderlijk gezag, het hoofdverblijf van de minderjarigen en de uitoefening van het omgangsrecht van zowel de vader als de moeder. Deze afspraken zijn schriftelijk vastgelegd in een door beide ouders ondertekend contract. De Voogdijraad adviseert om deze gezamenlijke afspraken op te nemen in deze beschikking. Het gerecht zal het contract aan deze beschikking hechten zodat het hiervan deel gaat uitmaken.
4.5
Het gerecht ziet in de aard van het verzoek aanleiding de kosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
hecht aan deze beschikking het convenant door partijen overeengekomen, waarvan de inhoud als hier ingevoegd dient te worden beschouwd,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, ter zitting van 20 juni 2017 in aanwezigheid van de griffier.