ECLI:NL:OGEAA:2017:501

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
29 juni 2017
Zaaknummer
E.J. no. 2834 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot loonvordering en verrekening in arbeidszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.J. Hart, een verzoek ingediend tegen de naamloze vennootschap ABJL & PARTNERS TAXATIE EN ARCHITECTENBUREAU N.V. Verzoeker vordert een bedrag van Afl. 18.726,83 aan achterstallig loon en niet genoten vakantiedagen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 oktober 2016. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 4 april 2017, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. ABJL heeft verweer gevoerd tegen de vordering van verzoeker, die op zijn beurt heeft gerepliceerd.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat verzoeker niet in staat is om de kosten van de procedure te dragen en verleent hem verlof tot kosteloos procederen. Het Gerecht heeft ook geoordeeld dat verzoeker niet bevoegd is om retentierechten uit te oefenen op gereedschappen die aan ABJL toebehoren, omdat er onvoldoende samenhang is tussen zijn vorderingen en de verplichting tot afgifte van de gereedschappen. ABJL heeft gesteld dat de gereedschappen een waarde van Afl. 21.000 vertegenwoordigen, wat verzoeker onvoldoende heeft betwist.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de vorderingen van verzoeker afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien ABJL niet werd bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener. De beschikking is uitgesproken op 20 juni 2017 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 20 juni 2017
Behorend bij E.J. no. 2834 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
Verzoeker,
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart,
tegen:
de naamloze vennootschap
ABJL & PARTNERS TAXATIE EN ARCHITECTENBUREAU N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: ABJL,
procederend bij haar directeur [X].

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak gehouden ter terechtzitting van 4 april 2017.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat [verzoeker] samen met zijn gemachtigde ter zitting is verschenen, terwijl ABJL is verschenen bij haar directeur voornoemd. ABJL heeft gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van antwoord te reageren op het verzoekschrift van [verzoeker]. [verzoeker] heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om te repliceren. ABJL heeft vervolgens gedupliceerd.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Naast verlof tot kosteloos procederen verzoekt [verzoeker] dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking ABJL veroordeelt:
-om aan [verzoeker] te betalen Afl. 18.726,83 (aan achterstallig loon en niet genoten niet betaalde vakantiedagen, vermeerderd met de wettelijke verhoging), te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 21 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
-in de proceskosten.
2.2
ABJL voert verweer dat strekt tot afwijzing van het door [verzoeker] verzochte
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Uit het daartoe overgelegde bevoegdelijk afgegeven bewijs van onvermogen blijkt dat [verzoeker] niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan [verzoeker] zal daarom verlof tot kosteloos procederen worden verleend.
3.2
Vast staat dat [verzoeker] aan ABJL toebehorende gereedschappen (hierna: de gereedschappen) onder zich heeft, welke hij naar zijn eigen zeggen in retentie houdt zolang ABJL zijn vorderingen niet heeft betaald. [verzoeker] is naar het oordeel van het Gerecht echter niet bevoegd om met betrekking tot de gereedschappen jegens ABJL retentierechten uit te oefenen, omdat is gesteld noch gebleken dat er - en dat is te dezen een vereiste - voldoende samenhang bestaat tussen zijn beweerdelijke vorderingen op ABJL en de op hem rustende verbintenis tot afgifte van de gereedschappen aan ABJL.
3.3
Ter zake van die gereedschappen heeft ABJL gesteld dat die een waarde vertegenwoordigen van Afl. 21.000,--. Die stelling heeft [verzoeker] naar het oordeel van het Gerecht onvoldoende gemotiveerd bestreden. [verzoeker] heeft in elk geval niet gesteld dat die gereedschappen minder waard zijn dat de hoogte van zijn beweerdelijke vorderingen op ABJL. Tegen die achtergrond begrijpt het Gerecht (onder aanvulling van rechtsgrond) dat ABJL zich beroept op verrekening in de zin van het bepaalde in het eerste lid sub a. van artikel 7A:1614r BW, in die zin dat zij de beweerdelijke vorderingen van [verzoeker] wenst te verrekenen met (een deel van) de waarde van de gereedschappen zolang [verzoeker] die gereedschappen niet aan ABJL in goede staat heeft afgegeven, zonder daarmee de vorderingen van [verzoeker] te erkennen. Dat beroep of verweer slaagt, hetgeen met zich brengt dat de vorderingen van [verzoeker] zullen worden afgewezen.
3.4 [
verzoeker] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak begroot op nihil omdat ABJL in deze procedure niet werd bijgestaan door een daartoe door het Hof toegelaten professionele rechtsbijstandverlener.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door [verzoeker] verzochte;
-veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van ABJL tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
-verleent aan [verzoeker] verlof tot kosteloos procederen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 juni 2017.