Uitspraak
ARUBA HANDELMAATSCHAPPIJ N.V.,
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft Aruba Handelmaatschappij N.V. (hierna: ATC) een geldvordering ingesteld tegen een gedaagde, wonende te Aruba. De zaak betreft AR nr. 277 van 2015 en het vonnis is uitgesproken op 18 januari 2017. ATC vorderde een totaalbedrag van Afl. 139.621,36, waarvan Afl. 105.131,94 door de gedaagde werd erkend. De gedaagde heeft echter niet kunnen aantonen dat hij voor een bedrag van Afl. 34.489,42 goederen op rekening van ATC heeft gekocht, waardoor deze vordering werd afgewezen.
De rechter heeft geoordeeld dat de vordering tot Afl. 105.131,94 zal worden toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf 31 mei 2014 tot aan de dag van algehele voldoening. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van ATC zijn gevallen, begroot op Afl. 1.050,00 aan griffierechten en Afl. 4.000,00 aan gemachtigdensalaris. De kosten van oproeping van ATC zelf blijven voor haar eigen rekening. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijslevering in civiele procedures en de gevolgen van het afzien daarvan door de eiser. De rechter heeft de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, wat gebruikelijk is in dergelijke zaken.