ECLI:NL:OGEAA:2017:486

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
28 juni 2017
Zaaknummer
EJ nr. 2498 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en minderjarigen vastgesteld na verzoek van de vader

In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 20 juni 2017, wordt het verzoek van de vader om een omgangsregeling met zijn minderjarige kinderen behandeld. De procedure is gestart naar aanleiding van een eerdere beschikking van 22 november 2016, waarin de Voogdijraad werd verzocht om onderzoek te doen naar de sociale omstandigheden van de betrokken partijen. De vader, die in persoon procedeert, verzoekt om een regeling voor omgang met zijn kinderen, terwijl de moeder, ook procederend in persoon, haar bezorgdheid over de omgang naar voren brengt.

De Voogdijraad heeft in een rapport van 7 maart 2017 geconstateerd dat de tijdelijke omgang tussen de vader en de minderjarigen goed is verlopen. De ouders hebben tijdens een evaluatiegesprek aangegeven dat de kinderen het fijn vinden om tijd door te brengen met hun vader. De moeder heeft echter ook zorgen geuit over de behandeling van de kinderen bij de vader en zijn echtgenote.

Het gerecht overweegt dat een omgangsregeling noodzakelijk is voor de identiteitsontwikkeling van de minderjarigen en dat er geen zwaarwegende belangen zijn die zich verzetten tegen de omgang. De omgangsregeling wordt vastgesteld, waarbij de vader de kinderen op maandag en woensdag ophaalt en om de week van zaterdagavond tot zondagavond bij hem heeft. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het verzoek om een dwangsom wordt afgewezen, omdat dit de onderlinge verhouding van partijen zou kunnen schaden.

Uitspraak

Beschikking van 20 juni 2017
Behorend bij EJ nr. 2498 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[X],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
procederend in persoon,
tegen
[Y],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder,
procederend in persoon.
Belanghebbenden:
[A],
[B],
de minderjarigen.

1.DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van 22 november 2016, waarbij de Voogdijraad is verzocht om, met betrekking tot het verzoek een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige vast te stellen, onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen en daarover een rapport uit te brengen. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het rapport van de Voogdijraad van 7 maart 2017,
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren van 9 mei 2017, waaruit blijkt dat partijen in persoon zijn verschenen.
Hierna is de uitspraak bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Aan de orde is het verzoek van de vader om een omgangsregeling tussen hem en de minderjarige vast te stellen.
Omgang
2.2
Zoals het gerecht reeds in haar tussenbeschikking van 22 november 2016 heeft overwogen, kan de rechter ingevolge artikel 377h van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA), in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de omgang tussen het kind en de ouder bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats niet heeft.
2.3
In het rapport van de Voogdijraad, onder het kopje “Visie moeder” staat het volgende. De moeder heeft besloten om de omgang tussen de vader en de minderjarigen te staken nadat de kinderen bij haar hebben geklaagd dat zij bij vader thuis niet goed werden behandeld. De echtgenote van vader zou de minderjarigen beledigen en bovendien zouden de stiefdochters van vader voorgetrokken worden. Verder staat in het rapport, onder het kopje “Visie kinderen” dat de minderjarigen hun vader missen en dat zij hem graag willen zien, maar dat zij moeite hebben met de situatie rondom stiefmoeder en haar dochters.
De Voogdijraad heeft een proefperiode ingelast om een tijdelijke omgangsregeling op gang te brengen. Uit het rapport van de Voogdijraad is gebleken dat de op gang gebrachte tijdelijke omgang tussen de vader en de minderjarigen goed is verlopen en dat beide ouders, tijdens het evaluatiegesprek, hebben aangegeven dat de minderjarigen het fijn vinden om weer tijd door te brengen met vader. Verder is uit het rapport van de Voogdijraad gebleken dat de ouders, op 10 maart 2017, hebben aangegeven akkoord te gaan met herstel van het weekendverblijf bij vader. De ingangsdatum kon niet bevestigd worden omdat de moeder sindsdien onbereikbaar was. De Voogdijraad concludeert dat het in het belang van de minderjarigen is om omgang te hebben met hun vader en adviseert dan ook een omgangsregeling tussen betrokkenen vast te stellen.
2.4
Ter zitting hebben de ouders, met zoveel woorden, te kennen gegeven in te stemmen met dit advies. Daarbij heeft de vader verzocht dat het gerecht, bij de bepaling van de omgangsregeling, ook rekening te houden met de vakantieperioden van de minderjarigen.
2.5
Het gerecht stelt voorop dat een omgangsregeling tussen de minderjarigen en de niet-verzorgende ouder, in dit geval de vader, nodig is voor een goede identiteitsontwikkeling van de minderjarigen. In beginsel hebben de vader en de minderjarigen ook recht op omgang met elkaar, tenzij zwaarwegende belangen van de minderjarigen zich daartegen verzetten.
2.6
Dat in dit geval zwaarwegende belangen van de minderjarigen zich verzetten tegen omgang met hun vader, is niet gebleken. Het gerecht overweegt voorts dat een vastgestelde omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen met zich meebrengt de verplichting voor de vader jegens de minderjarigen en de moeder om zich aan de omgangsregeling te houden, en de verplichting voor de moeder jegens de vader en de minderjarigen om de omgang tussen hen te stimuleren en niet te belemmeren.
2.7
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, alsmede het verhandelde ter zitting en de in het geding gebrachte stukken, zal het gerecht de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen vaststellen zoals hierna vermeld.
Dwangsom
2.8
Ingevolge art. 611a Rv kan de rechter een partij op het verzoek van de andere partij veroordelen tot betaling van een dwangsom, voor het geval dat niet aan de hoofdveroordeling wordt voldaan. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, indien het een omgangsregeling betreft, het belang van het kind voorop gesteld dient te worden.
2.9
Het gerecht is van oordeel dat indien een dwangsom wordt opgelegd, dit de onderlinge verhouding van partijen niet ten goede kan komen, hetgeen zou kunnen leiden tot (nog meer) spanningen en loyaliteitsconflicten bij de minderjarigen. Het belang van de minderjarigen verzet zich dan ook tegen een omgangsregeling waaraan de moeder op straffe van een dwangsom dient mee te werken. Gelet hierop zal het gerecht het verzoek tot het opleggen van een dwangsom afwijzen.
2.1
Het gerecht ziet in de aard van het verzoek aanleiding de kosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de omgangsregeling tussen de minderjarigen en de vader,
met ingang van 9 mei 2017, als volgt:
- elke maandag en woensdag, waarbij de vader de minderjarigen om 18:30 uur bij
moeder thuis ophaalt en om 20:00 uur weer naar huis brengt,
- om de week van zaterdagavond om 18:30 uur tot zondagavond om 20:00 uur,
waarbij de vader de minderjarige op zaterdag bij de moeder thuis ophaalt en op zondag
weer naar huis brengt, met dien verstande dat:
*de minderjarigen de helft van iedere vakantieperioden bij de vader zullen doorbrengen en de andere helft van de vakantieperioden bij de moeder zullen doorbrengen,
wijst het meer of anders verzochte af,
compenseert de kosten, aldus dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, ter zitting van 20 juni 2017 in aanwezigheid van de griffier.