ECLI:NL:OGEAA:2017:477

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
28 juni 2017
Zaaknummer
EJ nr. 4 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatieverplichting voor meerderjarig kind in Aruba

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een verzoek tot alimentatie ten behoeve van een meerderjarig kind, [de zoon], dat in 1999 is geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader. De moeder heeft op 3 januari 2017 een verzoekschrift ingediend, waarin zij de vader verzoekt om een maandelijkse bijdrage van Afl. 650,-- vanaf mei 2012 en Afl. 750,-- vanaf augustus 2016, omdat zij stelt dat de vader zijn verplichtingen niet nakomt en zij zelf onvoldoende inkomen heeft.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 maart 2017 zijn beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, verschenen. De rechter heeft vastgesteld dat de zoon op [datum] 2017 de achttienjarige leeftijd heeft bereikt en dat hij geen zelfstandig verzoek kan indienen voor zijn levensonderhoud voor deze periode. De rechter heeft de alimentatieverplichting van de vader beoordeeld aan de hand van de draagkracht van beide ouders en de kosten van levensonderhoud van de zoon, die op Afl. 750,-- per maand zijn vastgesteld.

De rechter heeft geconcludeerd dat de vader, rekening houdend met zijn netto-inkomen en vaste lasten, in staat is om een bijdrage van Afl. 393,-- per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de zoon. De beslissing is genomen op 6 juni 2017, waarbij de rechter de verzoeken van de moeder gedeeltelijk heeft toegewezen en het verzoek van de zoon voor de periode tot [datum] 2017 niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 6 juni 2017
behorend bij EJ nr. 4 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen:
1.[de moeder], hierna: de moeder,
2.[de zoon], hierna: de zoon,
wonende in Aruba,
VERZOEKERS,
gemachtigde: de advocaat mr. P.R.C. Brown,
en
[de vader],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. J.M.R.F. Scheper.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 3 januari 2017,
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 28 maart 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen de partijen bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de relatie tussen de moeder en de vader is op [geboortedatum] 1999 in Aruba geboren [naam] (hierna: [de zoon]). Op 26 maart 1999 is [de zoon] door de vader erkend.
2.2 [
De zoon] is inmiddels 18 jaar.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader om ten behoeve van de verzorging en opvoeding van [de zoon], met ingang van mei 2012, een bedrag van Afl. 650,--per maand te betalen en met ingang van augustus 2016 een bedrag van Afl. 750,-- per maand te betalen, atlhans met ingang van januari 2017 een maandelijkse bijdrage van Afl. 750,-- te betalen. Daartoe wordt gesteld dat de vader zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet, althans niet behoorlijk nakomt. De moeder voert aan dat haar inkomen niet toereikend is terwijl de vader voldoende draagkrachtig is.

4.DE BEOORDELING

Ontvankelijkheid

4.1
Het gerecht stelt voorop dat de zoon geen zelfstandig verzoek kan doen betreffende zijn levensonderhoud in de periode voor zijn achttiende levensjaar. Nu de zoon op [datum] 2017 de achttienjarige leeftijd heeft bereikt, dient hij voor wat betreft de periode 3 januari 2017 tot [datum] 2017 in zijn inleidende verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Alimentatie met terugwerkende kracht
4.2
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de ingangsdatum van een alimentatieverplichting bepaald wordt op een maand later dan de datum van indiening van het verzoek ter griffie van het gerecht. Dit omdat de vader geacht kan worden niet eerder van het verzoek te hebben kennisgenomen. Dit uitgangspunt leidt uitzondering indien er omstandigheden zijn die aanleiding geven anders te beslissen. Als zodanige omstandigheid kan niet gelden de situatie dat de moeder thans onvoldoende verdient om in de kosten van het levensonderhoud van [de zoon] te voorzien. Het gerecht ziet dan ook geen aanleiding af te wijken van de gebruikelijke ingangsdatum, in dit geval 1 februari 2017, temeer nu is gebleken dat de moeder in al die jaren nooit eerder een verzoek heeft ingediend tot het vaststellen van kinderalimentatie.
Alimentatie
4.3
Ingevolge artikel 1:395a lid 1 jo 392 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) zijn ouders verplicht te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun meerderjarige kinderen die de leeftijd van eenentwintig jaren niet hebben bereikt, ongeacht hun behoeftigheid. Dit geschiedt naar draagkracht.
4.4
Bepalend voor de hoogte van de alimentatie is de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van levensonderhoud van [de zoon].
De behoefte
4.5
Gebleken is dat [de zoon], die inmiddels zijn achttienjarige leeftijd heeft bereikt, een havo leerling is op Colegio San Nicolas. Verzoekers hebben de kosten van [de zoon] bepaald op Afl. 750,-- per maand. De vader heeft deze kosten niet weersproken, zodat het gerecht ervan uit zal gaan dat de kosten van levensonderhoud en studie van [de zoon] maandelijks Afl. 750,-- bedragen.
4.6
De draagkracht van de moeder
4.6.1
Blijkens de door de moeder overgelegde loonstrookjes bedraagt haar loon netto gemiddeld afgerond ca Afl. 2.141,08 per maand.
4.6.2
Bij de vaststelling van de draagkracht van de moeder zal het gerecht rekening houden met de (onbetwiste) posten “hypotheek” ad Afl. 1.234,-- per maand. De post “setar” zal - buiten beschouwing worden gelaten, nu deze niet nader (met stukken) is onderbouwd. Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 2.141,08 minus Afl. 1.234,--) ca. Afl. 907,08, waarmee zij aan haar verplichting om te voorzien in de kosten levensonderhoud van [de zoon] dient te voldoen.
4.7
De draagkracht van de vader
4.7.1
Blijkens de door de vader overgelegde salarisslips bedraagt zijn loon netto gemiddeld afgerond ca Afl. 1.776,16 per maand. Daarnaast is gebleken dat de vader inkomsten verwerft uit de verhuur van het appartement dat bij de woning van de moeder hoort. Ter zitting is niet duidelijk geworden hoeveel de vader aan huurpenningen per maand ontvangt. De vader heeft aangevoerd dat de huurprijs, met medeweten van de moeder, verlaagd is naar Afl. 350,-- per maand, aangezien de huurder alle kosten met betrekking tot de reparatie van het gehuurde zelf draagt. Nu de moeder dit bedrag niet heeft weersproken, zal het gerecht er vanuit gaan dat hetgeen de vader terzake heeft aangevoerd juist is. Dit betekent dat het netto loon van de vader, gelet op het voorgaande, Afl. 2.126,16 per maand bedraagt.
4.7.2
Bij de vaststelling van de draagkracht van de vader zal het gerecht rekening houden met de (onbetwiste) vaste lasten (levensmiddelen, water en electra, telefoon-/internetkosten, autoverzekeringskosten, grondbelasting en benzinekosten) ad Afl. 967,47. Het gerecht zal verder rekening houden met de (onbetwiste) post “aflossing kosten orthodontist zoon” ad Afl. 75,-- per maand. De post “onderhoud auto” ad Afl. 169,91 zal - gelet op de prioriteit die moet worden toegekend aan de onderhoudsverplichting van de vader - buiten beschouwing worden gelaten. De posten “inkopen levensmiddelen en persoonlijke benodigdheden bij andere plaatsen” ad Afl. 250,-- per maand en “aflossing autolening Garage Cordia Aruba N.V.” ad Afl. 400,-- per maand worden ook niet meegenomen, nu deze niet nader (met stukken) zijn onderbouwd. De vader heeft verder aangegeven dat hij ten behoeve van een ander kind Afl. 100,-- betaalt als voorziening in diens kosten van verzorging en opvoeding.
4.7.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal Afl. 1.142,47. Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 2.126,16 minus Afl. 1.142,47) ca. Afl. 983,69 waarmee hij aan zijn verplichting om te voorzien in de kosten van levensonderhoud van [de zoon] dient te voldoen.
4.8
Gelet op de kosten van [de zoon] en de draagkracht van de ouders, acht het gerecht een door de vader te betalen bijdrage van Afl. 393,-- per maand, in de kosten van verzorging en opvoeding, in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verklaart [de zoon] niet ontvankelijk in zijn verzoek voor zover dat betrekking heeft op de periode tot [datum] 2017;
bepaalt de bijdrage van [de vader] in de kosten van levensonderhoud en studie van [de zoon], geboren op [geboortedatum] 1999 in Aruba, op Afl. 393,-- per maand, met ingang van 1 februari 2017 tot en met de maand maart 2017 te voldoen aan [de moeder] en vanaf april 2017 te voldoen aan [de zoon];
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, ter zitting van 6 juni 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.