Uitspraak
1.DE PROCEDURE
- het verzoekschrift met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van donderdag 1 juni 2017.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die op 14 juni 2017 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft eiser, een werknemer, een kort geding aangespannen tegen zijn werkgever, de naamloze vennootschap Van den Broek Construction Labor & Cleaning N.V. Eiser vorderde onder andere de betaling van achterstallig loon en schadevergoeding. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juni 2017 zijn beide partijen verschenen, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. D.G. Kock, en Van den Broek door haar gemachtigde, mr. R.C. Samuels.
Eiser heeft in zijn verzoekschrift gesteld dat hij een bedrag van Afl. 4.641,77 heeft voorgeschoten voor bedrijfskosten van Van den Broek, en dat hij recht heeft op betaling van achterstallig loon en wettelijke verhogingen. Van den Broek heeft verweer gevoerd en zich beroepen op verrekening met een uitstaande vordering op eiser, maar deze vordering is door eiser gemotiveerd bestreden. Het Gerecht oordeelde dat de gegrondheid van het verrekeningsverweer niet eenvoudig vast te stellen is, waardoor de vordering van eiser op dit punt toewijsbaar is.
Daarnaast erkende Van den Broek dat zij Afl. 5.895,-- verschuldigd is aan eiser aan wettelijke verhoging over achterstallig loon over 2016. Het Gerecht oordeelde dat ook deze vordering in een bodemprocedure toewijsbaar zou zijn. Verder werd vastgesteld dat Van den Broek achterstallig is met de betaling van het loon van eiser over de maanden januari tot en met mei 2017. De vorderingen van eiser werden toegewezen, met inachtneming van de omstandigheden dat Van den Broek geen verwijtbare betalingsonwil heeft, maar betalingsonmacht.
Het Gerecht heeft Van den Broek veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen aan eiser, inclusief schadevergoeding voor een boete die eiser door zijn hypotheekhouder is opgelegd als gevolg van het niet tijdig kunnen betalen van zijn hypothecaire verplichtingen. Tot slot is Van den Broek veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiser zijn begroot op Afl. 680,25 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.