ECLI:NL:OGEAA:2017:462

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
A.R. no. 2173 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van bestuursbesluit inzake lidmaatschap van een vereniging

In deze zaak heeft [Eiser], lid van de vereniging ORGANISACION DI PENSIONADONAN PUBLICO ARUBANO (Oppa), een rechtszaak aangespannen tegen de vereniging nadat zijn lidmaatschap was vervallen verklaard. De procedure begon met een tussenvonnis op 22 maart 2017, gevolgd door een comparitie van partijen op 2 mei 2017. De kern van het geschil betreft de vraag of de vervallenverklaring van het lidmaatschap van [Eiser] rechtsgeldig was. De statuten van Oppa vereisen dat een lid schriftelijk wordt gehoord voordat een vervallenverklaring kan plaatsvinden. [Eiser] had zich kritisch uitgelaten over het bestuur van Oppa, wat leidde tot een motie van de algemene ledenvergadering om hem te verplichten tot rectificatie. Na het niet opvolgen van deze motie, verklaarde het bestuur het lidmaatschap van [Eiser] vervallen. Echter, het gerecht oordeelde dat de besluitvorming niet in overeenstemming met de statuten was, aangezien de bevoegdheid tot vervallenverklaring bij het bestuur ligt en niet bij de algemene ledenvergadering. Het gerecht concludeerde dat er geen rechtsgeldig besluit was genomen en verklaarde dat [Eiser] nog steeds lid was van Oppa. Oppa werd veroordeeld in de proceskosten van [Eiser].

Uitspraak

Vonnis van 14 juni 2017
Behorend bij A.R. no. 2173 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[Eiser],
wonende te Aruba,
eiser,
hierna te noemen: “[Eiser]”,
gemachtigde: mr. D.G. [Eiser],
tegen:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
ORGANISACION DI PENSIONADONAN PUBLICO ARUBANO,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: “Oppa”
gemachtigde: mr. M.M.M. Malmberg.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 22 maart 2017 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. Op 2 mei 2017 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Partijen hebben ter comparitie hun standpunten toegelicht en afgezien van het nemen van conclusies van re- en dupliek.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Eiser] is lid (geweest) van Oppa.
2.2
De statuten van Oppa bepalen, voor zover voor dit geschil van belang, onder meer het volgende:
Artikel 6

Het lidmaatschap van OPPA eindigt:
(..)
c. door vervallen verklaring door het bestuur wegens het niet nakomen van de financiële verplichtingen jegens de vereniging, of wegens het handelen in strijd met de statuten en het huishoudelijk reglement van de vereniging en/of door handelingen en gedragingen waardoor aan de vereniging schade wordt toegebracht. Deze vervallenverklaring dient schriftelijk onder opgave van redenen te geschieden na het betrokken lid gehoord te hebben. Binnen een maand na de dagtekening van de vervallenverklaring kan het betrokken lid hiertegen schriftelijk in beroep gaan bij het bestuur ter behandeling in de eerstvolgende algemene ledenvergadering. Het beroep heeft een schorsende werking.
Artikel 8

1. De hoogste macht in de OPPA wordt uitgeoefend door de algemene ledenvergadering. (..)
Artikel 10

(..)
2. Stemming over personen geschiedt schriftelijk, tenzij de vergadering anders beslist. (..)
2.3 [
Eiser] heeft voorafgaand aan het plaatsvinden van de jaarlijkse algemene ledenvergadering van 17 april 2016 artikelen in lokale kranten laten publiceren waarin hij zich met name kritisch heeft uitgelaten over twee leden van een activiteitencommissie van Oppa die zichzelf volgens [Eiser] hadden verrijkt met door leden en niet-leden betaalde gelden voor een reis naar Medellin in 2015.
2.4
Op 17 april 2016 heeft de jaarlijkse algemene ledenvergadering van Oppa plaatsgevonden. Na opening van de vergadering werd de kwestie rondom de publicaties besproken en kreeg [Eiser] de gelegenheid om uitleg te geven over voornoemde publicaties. Vervolgens heeft het bestuur een motie voorgedragen om [Eiser] te gebieden tot rectificatie over te gaan, bij gebreke waarvan het lidmaatschap van [Eiser] vervallen zou worden verklaard, alsmede om [Eiser] in geen enkele commissie meer te laten deelnemen. Deze motie is door de algemene ledenvergadering met meerderheid van stemmen aangenomen.
2.5
Op 22 april 2016 heeft het bestuur schriftelijk aan [Eiser] aangezegd om ter uitvoering van voornoemde motie binnen 2x24 uur tot rectificatie over te gaan. [Eiser] is niet tot rectificatie overgegaan.
2.6
Op 12 mei 2016 heeft het bestuur schriftelijk aan [Eiser] bericht dat het bestuur het voornemen had om het lidmaatschap vervallen te verklaren wegens handelingen en gedragingen waardoor aan de vereniging schade werd toegebracht. Daarbij werd [Eiser] gewezen op de mogelijkheid om binnen 30 dagen van dit voornemen in beroep te gaan bij het bestuur.
2.7
Op 23 juni 2016 heeft het bestuur schriftelijk aan [Eiser] bericht dat, nu hij niet in beroep was gegaan tegen de brief van 12 mei 2016, het bestuur, uitvoering gevende aan de motie van 17 april 2016, ingaande 13 juni 2016 het lidmaatschap van [Eiser] vervallen verklaarde.
2.8
Op 4 juli 2016 heeft [Eiser] bij schrijven van zijn raadsman het bestuur te kennen gegeven dat er gebreken kleefden aan de besluitvorming en dat er geen sprake was van handelingen en gedragingen waardoor aan de vereniging schade werd toegebracht. [Eiser] heeft het bestuur verzocht om van de vervallenverklaring af te zien.
2.9
Het bestuur van Oppa heeft bij brief van 14 juli 2016 aan [Eiser] medegedeeld dat het reeds uitgevoerde besluit gehandhaafd bleef.
2.1
In een algemene ledenvergadering die op 11 december 2016 heeft plaatsgevonden, is met meerderheid van stemmen door de algemene ledenvergadering tegen het aanblijven van [Eiser] als lid gestemd.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Eiser] vordert, samengevat, dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis primair, voor recht verklaart dat [Eiser] nog steeds lid is van Oppa, subsidiair, de bestreden beslissing waarbij het lidmaatschap van [Eiser] vervallen is verklaard, vernietigt, alsmede (zowel bij het primair als het subsidiair gevorderde) Oppa beveelt om [Eiser] als lid te erkennen, met alle rechten, plichten en bevoegdheden die aan het lidmaatschap toekomen, voor zolang het lidmaatschap van [Eiser] niet om een andere toekomstige reden wordt beëindigd, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 1.000,00 voor elke overtreding en dag dat Oppa mocht nalaten aan dit bevel te voldoen, met veroordeling van Oppa in de proceskosten.
3.2
Oppa voert verweer en verzoekt het gerecht om [Eiser] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, dan wel om de vordering af te wijzen, met veroordeling van [Eiser] in de proceskosten.
3.3
Oppa heeft in voorwaardelijke reconventie - voor zover het besluit van 12 mei 2016 vormgebreken zou hebben en [Eiser] bij brief van 4 juli 2016 wel tijdig beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 23 mei 2016 - gevorderd dat het gerecht voor recht verklaart dat het besluit van 12 mei 2016 tot vervallenverklaring in stand blijft, dan wel in goede justitie een (andere) beslissing neemt, met veroordeling van [Eiser] in de proceskosten.
3.4 [
Eiser] concludeert in reconventie tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Oppa in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
3.5
Op de stellingen van partijen zal, voor zover voor de beoordeling van belang, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

4.1
De raadsvrouw van Oppa heeft tijdens de comparitie na antwoord een gewijzigd standpunt ingenomen, na in de gelegenheid te zijn gesteld om overleg te plegen met de aanwezige vertegenwoordigers van Oppa. De raadsvrouw heeft tijdens de comparitie uitdrukkelijk gesteld dat, bij nader inzien en in weerwil van hetgeen Oppa in de conclusie van antwoord heeft gesteld, niet het bestuur maar de algemene ledenvergadering de beslissing tot het vervallen verklaren van het lidmaatschap van [Eiser] heeft genomen. De door het bestuur verzonden brieven, zoals weergegeven onder de feiten, waren een vergissing. De algemene ledenvergadering heeft als hoogste macht op 17 april 2016 het besluit genomen om het lidmaatschap van [Eiser] vervallen te verklaren. Het bestuur heeft dit besluit vervolgens uitgevoerd. Volgens de raadsvrouw kwam de bevoegdheid tot vervallenverklaring van het lidmaatschap van [Eiser] aan de algemene ledenvergadering toe omdat zij de hoogste macht uitoefent binnen Oppa en was er geen beroepsmogelijkheid voor [Eiser] omdat de algemene ledenvergadering als hoogste macht heeft besloten.
4.2
Het gerecht verwerpt het nader ingenomen verweer van Oppa. Op basis van de statuten berust de bevoegdheid om het lidmaatschap van een lid vervallen te verklaren bij het bestuur, dient het bestuur dit schriftelijk onder opgave van redenen te beslissen na het lid te hebben gehoord en fungeert de algemene ledenvergadering in dit verband uitsluitend als beroepsinstantie. Daaraan kan niet afdoen dat de algemene ledenvergadering de hoogste macht uitoefent binnen Oppa. Indien de redenering van Oppa gevolgd zou worden, zou [Eiser] bovendien in strijd met de statuten een beroepsmogelijkheid zijn ontnomen. Voor zover er sprake is geweest van een besluit tot vervallenverklaring van het lidmaatschap door [Eiser] door de algemene ledenvergadering op 17 april 2016, is dit besluit dan ook nietig wegens strijd met de statuten. De overige door [Eiser] aangevoerde gebreken in de besluitvorming tijdens de algemene ledenvergadering van 17 april 2016 kunnen verder onbesproken gelaten worden.
4.3.1
Het gerecht overweegt verder ten overvloede nog als volgt. Indien ondanks het gewijzigde verweer van Oppa toch aangenomen zou worden dat het bestuur het besluit tot vervallenverklaring van het lidmaatschep heeft genomen in haar brief van 12 mei 2016 dan wel in haar brief van 23 juni 2016, geldt dat ook die besluitvorming niet in overeenstemming met de statuten tot stand is gekomen en derhalve nietig is. Ter toelichting dient het volgende.
4.3.2
Het bestuur heeft in haar brief van 12 mei 2016 aan [Eiser] te kennen heeft gegeven dat hij van het
voornemenvan het bestuur tot vervallenverklaring van zijn lidmaatschap bij het bestuur in beroep kan gaan, maar op basis van de statuten staat naar aanleiding van het besluit zelf en niet van het voornemen daartoe beroep open bij de algemene ledenvergadering, terwijl het bestuur zich in die brief ten onrechte op het standpunt stelde dat [Eiser] van dit voornemen bij het bestuur zelf in beroep moest gaan.
4.3.3
Van de mededeling in de brief van 23 juni 2016, inhoudende dat het bestuur het lidmaatschap vervallen verklaarde, is [Eiser] bij brief van 4 juli 2016, welke brief gelet op haar inhoud als beroepschrift aangemerkt kan worden, tijdig in beroep gekomen.
4.3.4
Bij brief van 23 juni 2016, waartegen [Eiser] gelet op het hiervoor overwogene tijdig in beroep is gegaan, heeft het bestuur ook geen rechtsgeldig besluit genomen. Op basis van de statuten had het bestuur [Eiser] immers eerst moeten horen naar aanleiding van haar voornemen om het lidmaatschap vervallen te verklaren, hetgeen zij niet heeft gedaan. Oppa heeft wel gesteld dat [Eiser] tijdens de jaarlijkse ledenvergadering al uitgebreid het woord had gevoerd, maar [Eiser] werd pas daarna tijdens de vergadering overvallen met de motie. Gesteld noch gebleken is dat hij daarna over het voornemen om zijn lidmaatschap vervallen te verklaren is gehoord.
4.4
Uit het voorgaande volgt dat er geen formele besluitvorming in overeenstemming met de statuten heeft plaatsgevonden, zodat het besluit tot vervallenverklaring van het lidmaatschap van [Eiser], van welk orgaan en welke datum dan ook, nietig is. Dat de algemene ledenvergadering met meerderheid van stemmen op 11 december 2016, al dan niet in hoedanigheid van beroepsinstantie (hierover is niets door Oppa gesteld), tegen het aanblijven van [Eiser] als lid heeft gestemd, kan daar geen verandering in brengen.
4.5
Ten slotte is het gerecht, marginaal toetsend, van oordeel dat de door Oppa aangedragen feiten en omstandigheden niet de conclusie kunnen dragen dat [Eiser] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Oppa en schade heeft toegebracht aan Oppa met de publicaties, waardoor het bestaan van een gerechtvaardigde grond voor vervallenverklaring van het lidmaatschap van [Eiser] evenmin is komen vast te staan. De inhoud van de publicaties richt zich hoofdzakelijk op de handelingen van twee leden van een door Oppa ingestelde activiteitencommissie, die overigens niet met naam zijn genoemd en die ook geen partij zijn in dit geding. Dat de naam van Oppa in diskrediet is gebracht is in onvoldoende mate komen vast te staan. Oppa heeft nog wel gesteld dat vanwege de publicatie door [Eiser] een aantal leden hun lidmaatschap hebben opgezegd, maar Oppa heeft deze stelling niet nader onderbouwd, zodat het gerecht ook daaraan voorbij dient te gaan. Hetgeen Oppa overigens heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.6
De vastgestelde gebreken in de besluitvorming alsmede het onder r.o. 4.5 overwogene staan aan toewijzing van de voorwaardelijke reconventie in de weg. Overigens heeft Oppa ook geen belang meer bij die vordering nu zij zich tijdens de comparitie van partijen uitdrukkelijk op het standpunt heeft gesteld dat de algemene ledenvergadering het besluit tot vervallenverklaring van het lidmaatschap op 17 april 2016 heeft genomen en dat de brief van het bestuur van 12 mei 2016 een vergissing was.
4.7
De conclusie uit het voorgaande is dat het (primair) door [Eiser] in conventie gevorderde in na te noemen zin toewijsbaar is, met dien verstande dat de dwangsom in na te noemen zin zal, gemaximeerd worden toegewezen.
4.8
Nu Oppa in het ongelijk wordt gesteld, zal zij veroordeeld worden om de proceskosten die aan de zijde van [Eiser] zijn gevallen te dragen, zowel in conventie als in reconventie, welke kosten worden begroot in conventie op Afl. 450,- aan griffierechten, Afl. 223,44 aan oproepingskosten en Afl. 2.500,- aan gemachtigdensalaris (2 punten bij tarief 5) en in reconventie op Afl. 625,- aan gemachtigdensalaris (1 punt bij tarief 5 x 1/2).

5.DE BESLISSING

het Gerecht:
In conventie:
5.1
verklaart voor recht dat [Eiser] lid is van Oppa;
5.2
beveelt Oppa om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis [Eiser] als lid te erkennen, met alle rechten, plichten en bevoegdheden die aan het lidmaatschap toekomen, voor zolang het lidmaatschap van [Eiser] niet om een toekomstige reden wordt beëindigd; zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 250,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Oppa aan dit bevel niet voldoet een en ander met een maximum van Afl. 25.000,-;
5.3
veroordeelt Oppa in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [Eiser], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 450,- aan griffierechten, Afl. 223,44 aan oproepingskosten en Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde;
5.4
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af het meer of anders gevorderde;
In voorwaardelijke reconventie:
5.6
wijst de vordering af;
5.7
veroordeelt Oppa in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [Eiser], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 625,- aan salaris voor de gemachtigde;
5.8
verklaart de kostenveroordeling onder 5.7 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 14 juni 2017 in aanwezigheid van de griffier.