ECLI:NL:OGEAA:2017:454

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 mei 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
620 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor bedreiging met vuurwapen en vuurwapenbezit in Aruba

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte op 11 mei 2017 veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 10 juli en 15 augustus 2016, waarbij de verdachte meerdere keren met een vuurwapen op en in de richting van slachtoffers heeft geschoten. Tijdens de zittingen op 9 februari en 21 april 2017 heeft de officier van justitie, mr. A. Erades, een jeugddetentie van 48 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.G. Illes, heeft betoogd dat de verdachte niet de schutter was en dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging.

Het gerecht heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de feiten 1 en 2, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, de verdachte is wel schuldig bevonden aan de feiten 3 en 4, waarbij hij op 15 augustus 2016 met een vuurwapen heeft geschoten en dit wapen in zijn bezit had. Het gerecht heeft de ernst van de feiten benadrukt, gezien de impact op de slachtoffers en de samenleving. De verdachte is voor deze feiten veroordeeld tot een jeugddetentie van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor de proeftijd, waaronder deelname aan reclasseringsprogramma's.

De uitspraak is gedaan door rechter M. Schoemaker en is openbaar gemaakt op 11 mei 2017.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2017 en op 21 april 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes.
De officier van justitie, mr. A. Erades, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van feit 1 primair, feit 2, feit 3 meer subsidiair en feit 4 te veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van achtenveertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest. Als bijzondere voorwaarde heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften, aanwijzingen en opdrachten, hem te geven door of namens de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba, ook als dat inhoudt het volgen van programma’s, zoals een leerwerktraject en een verslavingsprogramma.
De raadsman heeft het woord gevoerd aan de hand van door hem overgelegde pleitaantekeningen.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
Feit 1
Hij, op
10 juli 2016te Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader/mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
meermalen met een vuurwapen op en in de richting van voornoemde personen heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 2:262/2:259 juncto artikel 1:119 wetboek van strafrecht
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
hij, op
10 juli 2016te Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader/mededaders voorgenomen misdrijf om aan een of meer persoon/personen, te weten
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2],opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
meermalen met een vuurwapen op en in de richting van voornoemde personen heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 2:275 juncto artikel 1:119 wetboek van strafrecht
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
hij, op
10 juli 2016te Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2],heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, of met zware mishandeling, of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931,
immers heeft hij, verdachte, of een van zijn mededaders, toen en aldaar
meermalen met een vuurwapen op en in de richting van voornoemde personen geschoten;
artikel 2:255 wetboek van strafrecht
Feit 2
Hij, op
10 juli 2016,te Aruba,
voorhanden heeft gehad een vuurwapen als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening;
artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening
Feit 3
Hij, op
15 augustus 2016te Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader/mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
[slachtoffer 3] en/of diens vriendin en/of een of meer andere onbekend gebleven persoon/personenvan het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
meermalen met een vuurwapen op en in de richting van voornoemde personen en/of de voordeur van de woning aan de [adres] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 2:262/2:259 juncto artikel 1:119 wetboek van strafrecht
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
hij, op
15 augustus 2016te Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader/mededaders voorgenomen misdrijf om aan een of meer persoon/personen, te weten
[slachtoffer 3] en/of diens vriendin, en/of een of meer andere onbekend gebleven persoon/personenopzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
meermalen met een vuurwapen op en in de richting van voornoemde personen en/of de voordeur van de woning aan de [adres] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 2:275 juncto artikel 1:119 wetboek van strafrecht
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
hij, op
15 augustus 2016te Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 3] en/of diens vriendin en/of een of meer andere onbekend gebleven persoon/personen,heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, of met zware mishandeling, of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931,
immers heeft hij, verdachte, of een van zijn mededaders, toen en aldaar
meermalen met een vuurwapen op en in de richting van voornoemde personen en/of de voordeur van de woning aan de [adres] geschoten;
artikel 2:255 wetboek van strafrecht
Feit 4
Hij, op
15 augustus 2016,te Aruba,
voorhanden heeft gehad een vuurwapen als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening;
artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Ter toelichting dient het volgende.
Dat verdachte voornoemde tenlastegelegde feiten zou hebben begaan, grondt de officier van justitie onder andere op de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer 2], [getuige 1] (zus van het slachtoffer 2), [getuige 2] (vriendin van het slachtoffer 2) en [getuige 3], bijgenaamd “bijnaam getuige 3” (broer van het slachtoffer 2). Voorts zouden er tijdens de schietpartij van 15 augustus 2016 bij de [straatnaam 1], hulzen van 9 mm van het merk Sellier en Bellot zijn aangetroffen, die overeenkomen met de hulzen, aangetroffen tijdens dit schietincident bij de [straatnaam 2] en had verdachte een motief omdat hij problemen had met slachtoffer [slachtoffer 1]. Daarnaast werd de gebruikte vluchtauto op 4 juli 2016 gestolen door twee personen die deel uitmaken van de bende Seroe Patrishi, van welke bende verdachte eveneens deel uitmaakt, en werd de vluchtauto uitgebrand teruggevonden met kogelinslagen.
Het gerecht is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde te komen. De door [getuige 1] en [getuige 2] afgelegde verklaringen, waarin zij verklaren dat [slachtoffer 2] hen had verteld dat onder meer verdachte op hem had geschoten dan wel in de auto van waaruit werd geschoten zat, berusten niet op eigen waarneming, maar op informatie die door het slachtoffer [slachtoffer 2] aan hen zou zijn verstrekt. Bovendien blijkt uit die verklaringen niet dat verdachte de schutter was. Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft niet verklaard dat verdachte degene is geweest die op hem heeft geschoten. Op de vraag van de verbalisant of het slachtoffer enige vermoedens heeft wie op hem heeft geschoten, verklaarde [slachtoffer 2] op 11 juli 2016 dat hij met verschillende personen problemen heeft. Op 18 juli 2016 verklaarde het slachtoffer [slachtoffer 2] dat de schutter een kleine man was en dat hij niet kon zeggen of de schutter [naam 1] of verdachte [naam verdachte] was.
In een proces-verbaal van bevinding van ‘verhoor man [getuige 3]’ relateren twee verbalisanten over hetgeen [getuige 3] hen heeft verteld tijdens een rit in het kader van een plaatsaanwijzing in een andere zaak. Volgens deze verbalisanten heeft [getuige 3] tijdens die rit verteld over de achtergrond van de problemen tussen verdachte en het slachtoffer [slachtoffer 1]. [getuige 3] zou ook hebben verklaard dat hij de dag na het schietincident een whatsapp-bericht van verdachte heeft ontvangen. In dat bericht zou verdachte zijn excuses aan hem hebben geboden voor het feit dat hij diens broer [slachtoffer 2] zou hebben geraakt, terwijl de kogels slechts bedoeld waren voor [slachtoffer 1]. Naar aanleiding van voornoemde verklaring van [getuige 3] werd zijn mobiele telefoon in beslag genomen voor verder onderzoek. Echter is geen informatie omtrent de inhoud van de telefoon ontvangen. Ook heeft [getuige 3] tijdens het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris op 27 maart 2017, niets verklaard over de betrokkenheid van verdachte bij het schietincident. De officier van justitie heeft in dit verband aangevoerd dat [getuige 3] over daderinformatie beschikte, omdat hij wist te vertellen dat op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] werd geschoten en dat de vluchtauto door kogels was geraakt. Echter, kan daaruit niet de conclusie getrokken worden dat verdachte de schutter is geweest.
Dat bij het schietincident in de [straatnaam 1] op 15 augustus 2016 dezelfde hulzen van 9 mm van het merk Sellier en Bellot zijn aangetroffen als bij dit schietincident, biedt onvoldoende steunbewijs om tot een ander oordeel te komen, nu daaruit evenmin volgt dat verdachte degene is geweest die op 10 juli 2016 op de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft geschoten.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde onder 3 en het tenlastegelegde onder 4 heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
Feit 3
dathij, op
15 augustus 2016te Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 3]en/of diens vriendin en/of een of meer andere onbekend gebleven persoon/personen,heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
of met zware mishandeling, of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931,
immers heeft hij, verdachte,
of een van zijn mededaders,toen en aldaar
meermalen met een vuurwapen op en in de richting vanvoornoemde personen en/ofde voordeur van de woning aan de [adres] geschoten;
Feit 4
dathij, op
15 augustus 2016,te Aruba, voorhanden heeft gehad een vuurwapen als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

Feiten 3 en 4
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie Algemene Recherche, mutatienummer [mutatienummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 16 november 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant], brigadier eerste klasse bij voormeld korps.
1. een proces-verbaal van bevindingen, bijlage 3, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 augustus 2016 gesloten en getekend door [verbalisant] voornoemd, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op 15 augustus 2016 begaf ik mij naar de [straatnaam 1] en sprak omstreeks 23.20 uur met de man genaamd [slachtoffer 3], wonende te [adres]. [slachtoffer 3] verklaarde summier het volgende:
  • Dat zijn vriendin eigenaar is van de personenauto van het merk Suzuki model Celerio gekentekend [kentekennummer];
  • Dat hij net thuis kwam en van zuidelijke richting naar liep toen hij een donkerrode personenauto met zwarte getinte ruiten op de hoek van de straat stil zag staan;
  • Dat voornoemde auto kort hierna in noordelijke richting doorreed;
  • En kort daarna weer uit zuidelijke richting terug kwam en vervolgens linksaf sloeg en de [straatnaam 2] in reed;
  • Dat voornoemde auto gelijk weer linksaf de [straatnaam 1] sloeg;
  • Dat hij zich vervolgens op dat moment schuil hield op het erf van de voorburen van zijn woning;
  • Terwijl hij vervolgens zag toen [verdachte], die helemaal in het zwart gekleed was, zijn bovenlijf uit bedoelde auto stak en vervolgens enige schoten in de richting van zijn woning zag schieten.
2. een proces-verbaal ‘schietincident [straatnaam 1]’ van de Divisie Informatie en Expertise, Bureau Forensisch technische Onderzoeken, mutatienummer [mutatienummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 5 april 2017 gesloten en getekend door [verbalisant], brigadier eerste klasse bij voormeld korps, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op 15 augustus 2016 omstreeks 23:00 uur werd ik naar de [straatnaam 1] gestuurd in verband met een schietincident. Bij aankomst ter plaatse zag ik op de parkeerhaven ter hoogte van het perceel [adres 2] een kogelfragment. In het grind bij het betonnen padje van het perceel [adres 1] zag ik een verpletterd kogelfragment en op de stoep van dit perceel zag ik een kogelfragment. In de voorgevel van het perceel [adres 1] links van de voordeur zag ik ook een kogelinslag. Bij een onderzoek aan de voor het perceel [adres 1] geparkeerde grijze Suzuki Celerio voorzien van het kentekennummer [kentekennummer] zag ik ongeveer in het midden van de rechter achterportier een kogelperforatie (inschot). In het linker achterportier zag ik een kogelperforatie (uitschot).
3. een proces-verbaal, bijlage 21, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 18 augustus 2016 gesloten en getekend door [verbalisant 1], hoofdagent eerste klasse bij voormeld korps, en [verbalisant 2] voornoemd, voor zover inhoudende, als
proces-verbaal van tweede verhoor verdachte [verdachte], -zakelijk weergegeven-:
Op de dag dat er geschoten werd in het gehucht Madiki werd ik door [roepnaam verdachte 2] en [roepnaam verdachte 3] (het gerecht begrijpt: [verdachte 2] en [verdachte 3]) thuis opgehaald en wij gingen naar Taco Bell. We zijn naar Madiki gereden. Wij reden de straat voor de woning van [slachtoffer 3] in. Ik begon als een gek te schieten. Ik stak mijn rechterarm door het portierraam naar buiten en over het dak van de auto heb ik schoten afgevuurd. Nadat ik geschoten had, reden we met hoge snelheid weg.
4. een proces-verbaal, bijlage 7, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 16 augustus 2016 gesloten en getekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk brigadier eerste klasse en brigadier bij voormeld korps, voor zover inhoudende, als
verklaring van [verdachte 2], -zakelijk weergegeven-:
Ik ben eigenaar van een Nissan Altima, rood van kleur en voorzien van het kenteken [kentekennummer]. Gisteren na 20.45 uur was ik met mijn vriend [verdachte 3] en [verdachte] naar Taco Bell gegaan. Ik trad op als bestuurder van mijn auto. [verdachte] zat aan de passagierszijde voorin de auto en [verdachte 3] zat op de achterbank. Wij hebben bij Taco Bell gegeten. Vervolgens gingen we van de plaats weg. [verdachte] had mij gevraagd om hem een lift te geven om naar een vriend te gaan. Wij zaten op dezelfde manier in de auto toen wij vanuit Taco Bell waren gegaan. [verdachte] had mij de weg gewezen om naar zijn vriend te gaan. Hij zei tegen mij dat ik langzaam in een straat moest rijden aangezien hij iets wilde zien. Ik begon toen langzaam te rijden. Ik zag dat [verdachte] vanuit het rechter portierraam klom. [verdachte] ging op de portier zitten. Vervolgens hoorde ik ongeveer vier klappen. Ik wist direct dat bedoelde klappen schoten van een vuurwapen waren. Ik reed met hoge snelheid weg. [verdachte] kwam weer in de auto zitten. Ik zag dat [verdachte] een zwart vuistvuurwapen in zijn handen had. Bedoeld vuistvuurwapen was groot en leek veel op het vuurwapen van de politie. Onderweg waren wij een politiewagen tegengekomen.
5. een proces-verbaal, bijlage 22, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 augustus 2016 gesloten en getekend door [verbalisant 1] voornoemd en [verbalisant 2], brigadier bij voormeld korps, voor zover inhoudende, als
2de verklaring van de medeverdachte [verdachte 3], -zakelijk weergegeven-:
Ik was samen met [verdachte 2] en [verdachte] naar Taco Bell gegaan. Wij hebben daar gegeten. [verdachte] had [verdachte 2] een lift gevraagd daar hij bij een vriend wilde gaan. [verdachte] dirigeerde [verdachte 2] hoe hij moest rijden. En toen gebeurde de schietpartij. [verdachte] heeft geschoten. Ik zat op de achterbank. Toen [verdachte] had geschoten heb ik niemand buiten gezien.
6. een proces-verbaal, bijlage 12, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 16 augustus 2016 gesloten en getekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] voornoemd, voor zover inhoudende, als
proces-verbaal van onderzoek personenauto [kentekennummer], -zakelijk weergegeven-:
Op 16 augustus 2016 hebben wij een onderzoek verricht in het voertuig van de verdachte [verdachte 2], merk Nissan, model Altima, rood van kleur en met kenteken [kentekennummer]. Op het dak ter hoogt van het linkerachterportier zagen wij een kogelinslag. Bij het openmaken van het linkerachterportier troffen wij een patroon fragment aan.
7. een proces-verbaal, bijlage 23, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 augustus 2016 gesloten en getekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk hoofdagent eerste klasse en brigadier bij voormeld korps, voor zover inhoudende, als
verklaring van verdachte [verdachte 2], -zakelijk weergegeven-:
Jullie vragen mij hoe het komt dat het dak van mijn auto beschadigt is door een schot. Ik ben niet op de hoogte daarvan. Als dat zo is dan zou dat op die bewuste avond gebeurd zijn.
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft ontkend dat hij met een vuurwapen heeft geschoten, volgens hem betrof het luchtdrukpistool. Het gerecht hecht geen geloof aan deze verklaring. Aan de hand van het gebezigde bewijs is voldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een vuurwapen heeft geschoten.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 3
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 2:255, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4
Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 15 augustus 2016 schuldig gemaakt aan vuurwapenbezit en aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door zeer roekeloos meerdere malen met een vuurwapen vanaf de openbare weg op en in de richting van de woning aan de [adres] te schieten. Het slachtoffer [slachtoffer 3] was weggedoken en heeft ongetwijfeld in grote angst verkeerd. Verdachte is geheel voorbijgegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door dergelijke feiten in de samenleving worden veroorzaakt, daar het feiten zijn met een agressief en gewelddadig karakter. Het voorhanden hebben van een vuurwapen kan zeer gevaarlijke situaties met zich meebrengen en behoort tot een categorie feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.
Het gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan misdrijf schuldig te maken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:21, 1:62, 1:136, 1:165, 1:180, 1:181, 1:182, 1:183 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
vierentwintig (24) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
zes (6) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel gedurende die proeftijd de hierna gestelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht, ook als dat inhoudt het volgen van programma’s zoals een leerwerktraject en/of een verslavingsprogramma.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 11 mei 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.