ECLI:NL:OGEAA:2017:445

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
EJ nr. 2861 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarigen

In deze zaak heeft de vader verzocht om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kinderen, in tegenstelling tot de moeder die het gezag tot nu toe alleen uitoefende. De vader baseert zijn verzoek op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat de mogelijkheid biedt voor de vader om gezamenlijk gezag aan te vragen. De moeder heeft zich tegen dit verzoek verzet, met de argumentatie dat de communicatie tussen de ouders moeilijk verloopt.

De Voogdijraad heeft een rapport ingediend waarin wordt gesteld dat, hoewel de communicatie niet altijd soepel verloopt, beide ouders in staat zijn om afspraken te maken over de minderjarigen. De Voogdijraad adviseert om het gezamenlijk gezag toe te kennen, omdat er geen onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders.

Het gerecht heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de ouders in staat zijn om gezamenlijk gezag uit te oefenen. De ouders hebben professionele begeleiding gezocht om hun communicatie te verbeteren, wat positief is voor de ontwikkeling van de minderjarigen. Het gerecht heeft besloten dat het in het belang van de kinderen is dat beide ouders gezamenlijk gezag uitoefenen en heeft een omgangsregeling vastgesteld die rekening houdt met de belangen van alle betrokken partijen.

Uitspraak

Beschikking van 13 juni 2017
Behorend bij EJ nr. 2861 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Verzoeker],
wonende in [woonplaats],
VERZOEKER, hierna: de vader,
procederend in persoon,
tegen
[Verweerster],
wonende in [woonplaats],
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
procederend in persoon.
Belanghebbenden:
[minderjarige sub 1],
[minderjarige sub 2],
de minderjarigen.

1.DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 24 mei 2016. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 23 augustus 2016,
  • de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de behandeling achter gesloten deuren op 29 november 2016, waaruit blijkt dat de vader in persoon en de moeder in persoon zijn verschenen. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw G. Hoogvliets,
  • de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de behandeling achter gesloten deuren op 2 mei 2017, waaruit blijkt dat de vader in persoon en de moeder in persoon zijn verschenen. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw A. Emmanuel.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Gezag

2.1
Aan de orde is het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarige te worden belast. Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat art. 1:253e BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge art. 1:253c lid 1 BW tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt (lid 2).
2.2
Voor het uitoefenen van het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders. De vraag die de rechter in dat kader onder meer dient te beantwoorden is of er een onaanvaardbaar risico voor het kind bestaat dat het klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien zij het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
2.3
De moeder heeft zich tegen het verzoek van de vader verzet en heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat partijen moeilijk met elkaar kunnen communiceren.
2.4
Uit het rapport van de Voogdijraad kan worden afgeleid dat de ouders via telefonische berichten en/of mails met elkaar communiceren over de minderjarigen. Hoewel de communicatie tussen de ouders niet altijd even soepel verloopt, zijn zij wel in staat om afspraken te maken omtrent de minderjarigen. Verder staat in het rapport van de Voogdijraad dat beide ouders bereid zijn om de communicatie, in het belang van de minderjarigen, te verbeteren. De Voogdijraad concludeert dat de ontwikkeling van de minderjarigen niet klem dreigt te raken indien de ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen. Geadviseerd wordt om de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten.
2.5
Het gerecht overweegt dat uit het rapport van de Voogdijraad niet is gebleken dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarigen klem of verloren zullen raken indien de ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen. Tevens hebben de ouders professionele begeleiding gezocht ter verbetering van hun communicatie. Het gerecht neemt dan in overweging dat beide ouders bereid zijn om de communicatie in het belang van de minderjarigen te herstellen.
2.6
Gelet op het voorgaande, het rapport van de Voogdijraad en hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd, acht het gerecht partijen geschikt en in staat de minderjarige naar behoren te verzorgen en op te voeden. Voorts worden zij in staat geacht om zodanig met elkaar te communiceren dat zij tot onderlinge afspraken kunnen komen over de situaties die zich rond de minderjarigen kunnen voordoen. Van partijen mag verwacht worden dat zij zich daarvoor zullen inzetten en het gerecht acht hen daartoe in staat. Onder deze omstandigheden is het gerecht van oordeel dat het in het belang van de minderjarigen is dat beide ouders worden belast met het gezag over hen.
Omgang
2.7
Bij de bepaling van de omgangsregeling, zal het gerecht rekening houden met de belangen van beide partijen en met de belangen van de minderjarigen. Het gerecht stelt, gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat partijen ter zitting verklaard hebben dat de voorlopige omgang tussen de vader en de minderjarigen naar tevredenheid verloopt, de hierna opgenomen omgangsregeling vast.
2.8
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat de vader, [verzoeker], voortaan gezamenlijk met de moeder, [verweerster], het gezag over [minderjarige sub 1], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] en [minderjarige sub 2], geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats], zal uitoefenen,
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader [verzoeker] en de minderjarigen [minderjarige sub 1], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] en [minderjarige sub 2], geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats], als volgt:
- twee dagen per week (op de vrije dagen van de vader), waarbij de vader de moeder op de zondag van tevoren bericht op welke dagen hij vrij is,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, ter zitting van 13 juni 2017 in aanwezigheid van de griffier.