ECLI:NL:OGEAA:2017:401

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
K.G. no. 771 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ontruiming van een studio-appartement na beëindiging van een huurrelatie

In deze zaak heeft eiser, wonende in Aruba, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, zijn voormalige partner, die zonder recht of titel in het door eiser gehuurde studio-appartement verblijft. Eiser heeft gedaagde tot 1 november 2016 de tijd gegeven om het appartement te verlaten, maar gedaagde heeft hieraan geen gehoor gegeven. Eiser heeft op 10 april 2017 een verzoekschrift ingediend en de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 en 12 mei 2017. Gedaagde is niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen, en er is verstek verleend.

De rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van spoedeisend belang, aangezien eiser het appartement nodig heeft voor zijn bedrijf. De vordering van eiser om gedaagde te veroordelen tot ontruiming van het appartement is toewijsbaar, nu deze niet door gedaagde is weersproken. Gedaagde krijgt een termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis om het appartement te ontruimen. De rechter heeft ook verduidelijkt dat eiser geen machtiging nodig heeft om de ontruiming zelf te laten uitvoeren door een deurwaarder, mits het vonnis aan gedaagde wordt betekend.

Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 450,00 aan griffierechten, Afl. 225,80 aan deurwaarderskosten en Afl. 1.000,00 aan gemachtigdensalaris. Het vonnis is uitgesproken door mr. M. Schoemaker op 24 mei 2017.

Uitspraak

K.G. no. 771 van 2017
Vonnis van 24 mei 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
Vonnis in kort geding tussen:
[Eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
gemachtigde: mr. M. Marchena,
en
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
GEDAAGDE,
niet verschenen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Eiser heeft op 10 april 2017 een verzoekschrift met producties ingediend.
1.2
Op 5 en 12 mei 2017 heeft de mondeling behandeling van de zaak plaatsgevonden. Ter terechtzitting is eiser samen met zijn gemachtigde verschenen. Aan gedaagde, die ondanks behoorlijk te zijn opgeroepen niet is verschenen, is verstek verleend.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Eiser huurt een studio-appartement plaatselijk bekend als [adres]. Gedaagde is de voormalige partner van eiser en verblijft in de woning. Eiser heeft gedaagde tot 1 november 2016 de tijd gegeven om het appartement te verlaten en haar nadien gesommeerd om het appartement te verlaten, maar gedaagde heeft aan die sommatie geen gehoor gegeven.

3.DE VORDERING

3.1
Eiser heeft bij verzoekschrift gevorderd dat het gerecht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het appartement met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze laatste het eigendom van eiser niet zijn, te ontruimen en het appartement met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eiser te stellen, en voor zover nodig eiser te machtigen om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3.2
Eiser grondt zijn vordering erop dat gedaagde sinds november 2016 zonder recht of titel in het appartement verblijft, terwijl hij het appartement zelf nodig heeft voor de uitoefening van zijn bedrijf en daardoor een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde ontruiming.

4.DE BEOORDELING

4.1
Van spoedeisend belang is voldoende gebleken.
4.2
De gevorderde ontruiming is, nu deze niet door gedaagde is weersproken en het gerecht niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, toewijsbaar in na te noemen zin, met dien verstande dat gedaagde een termijn van 14 dagen na betekening van dit vonnis zal worden gegund om de woning te ontruimen.
4.3
Uit het eerste lid van artikel 556 Rv. volgt dat eiser de ontruiming niet zelf ter hand mag nemen, en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. Eiser heeft voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder te mogen inschakelen als gedaagde niet vrijwillig tot nakoming van de uit dit vonnis voortvloeiende verplichting tot ontruiming overgaat. In het licht daarvan heeft eiser dus geen machtiging nodig om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen. Voorwaarde is dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder aan gedaagde wordt betekend, en dat aan gedaagde overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 Rv. bevel wordt gedaan om binnen drie dagen te ontruimen. De deurwaarder op zijn beurt behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien gedaagde medewerking aan de ontruiming weigert. Die bevoegdheid ontleent de deurwaarder immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv., waarin artikel 444 Rv. van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de deurwaarder problemen, dan kan hij op voet van (strekking en geest van) de Algemene Politieverordening – zonder dat daartoe rechterlijke machtiging nodig is – bijstand van de politie inroepen. In het licht van voorgaande heeft eiser geen belang bij de verzochte machtiging.
4.4
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op heden begroot op Afl. 450,00 aan griffierechten, Afl. 225,80 aan deurwaarderskosten en Afl. 1.000,00 aan gemachtigdensalaris.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:
5.1
beveelt gedaagde om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het appartement plaatselijk bekend als [adres] te Aruba, met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze laatste het eigendom van eiser niet zijn, te ontruimen en het appartement met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eiser te stellen;
5.2
veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, aan de zijde van eiser gevallen en tot op heden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 225,80 aan oproepingskosten en Afl. 1.000,- aan salaris voor de gemachtigde;
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 24 mei 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.