ECLI:NL:OGEAA:2017:400

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
A.R. 1356 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noorhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot vrijwaring in civiele procedure tussen EAB Holdings en Gallow Corporation

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een incident tot vrijwaring tussen EAB Holdings, vertegenwoordigd door mr. G. de Hoogd, en Gallow Corporation, vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock. EAB Holdings en Island Homes N.V. (hierna EAB c.s.) hebben een verzoek tot vrijwaring ingediend tegen Gallow Corporation, in het kader van een geschil dat voortvloeit uit een overeenkomst van 3 april 2012. EAB c.s. vorderen dat TDSRE, TDSGC en FMV worden opgeroepen om te antwoorden op de eis tot vrijwaring. De procedure is gestart met een incidenteel verzoek tot vrijwaring, waarbij EAB c.s. aanvoeren dat zij onvoldoende informatie hebben ontvangen van TDSRE c.s. met betrekking tot een vaststellingsovereenkomst van 24 juli 2015, wat hen zou hebben geleid tot een andere uitkomst in de hoofdzaak.

De rechter heeft vastgesteld dat het incidentele verzoek niet voldeed aan de vereisten van het Procesreglement 2016, maar heeft EAB c.s. de gelegenheid gegeven om dit te corrigeren. Uiteindelijk heeft de rechter geoordeeld dat de vordering tot oproeping in vrijwaring niet toewijsbaar is, omdat er geen duidelijke relatie is tussen de vaststellingsovereenkomst en de hoofdzaak. De rechter heeft het verzoek tot vrijwaring afgewezen en EAB c.s. veroordeeld in de kosten van Gallow in dit incident. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 21 juni 2017 voor repliek, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

Vonnis van 24 mei 2017
Behorend bij A.R. 1356 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het incident tot vrijwaring
de rechtspersoon naar vreemd recht
EAB HOLDINGS,
Britse Maagdeneilanden,
en
de naamloze vennootschap
ISLAND HOMES N.V. [1]
te Aruba,
hierna ook te noemen: EAB c.s., respectievelijk EAB en Island Homes,
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
GALLOW CORPORATION N.V.
te Curaçao,
hierna ook te noemen: Gallow,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de incidentele verzoek tot vrijwaring zijdens EAB c.s.;
de brief van de griffier van 15 februari 2017 aan EAB c.s.;
de akte ter zake de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring zijdens EAB c.s. van 15 maart 2017;
conclusie van eis in vrijwaring van EAB c.s. van 15 maart 2017;
het antwoord in het incident tot vrijwaring zijdens Gallow.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis in het incident.

2.DE VORDERING

2.1
Bij incidenteel verzoek tot vrijwaring hebben EAB c.s. gevorderd:
dat TDSRE [2] , TDSGC [3] en FMV [4] tegen een door het Gerecht te bepalen terechtzitting op verzoek van EAB en IH zullen worden gedagvaard c.q. opgeroepen teneinde op de eis tot vrijwaring te antwoorden en voort te procederen; kosten rechtens.
2.2
Volgens artikel 31 van het Procesreglement 2016 wordt in een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring de eis geformuleerd die, indien het verzoek wordt toegestaan, tegen de waarborg wordt ingesteld.
2.3
De rolrechter heeft geconstateerd dat het incidenteel verzoek van 15 februari 2017 zijdens EAB c.s. aan dat vereiste niet voldoet en, overeenkomstig het beleid om advocaten enige tijd te gunnen om aan het nieuwe procesreglement te wennen, de griffier opgedragen EAB c.s. in de gelegenheid te stellen alsnog aan het hiervoor omschreven vereiste te voldoen. De griffier heeft dienovereenkomstig bij brief van 15 februari 2017 EAB c.s. ervan in kennis gesteld dat zij die gelegenheid kregen op de rol van 8 maart 2017.
2.4
Uit ambtshalve ingewonnen informatie is gebleken dat de zaak niet op de rol van 8 maart 2017 is geagendeerd maar op de rol van 15 maart 2017. Op die rol hebben EAB c.s. bovengenoemde akte en conslusie genomen.
2.5
Aangezien de onduidelijkheid over de vraag op welke rolzitting de akte kon en moest worden genomen is veroorzaakt door het gerecht worden de door EAB c.s. genomen akte en conclusie als tijdig aangemerkt.
2.6
De door EAB c.s. genomen
akte ter zake de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaringvoldoet niet aan het bepaalde in artikel 31 Procesreglement 2016.
2.7
De door EAB c.s. genomen
conclusie van eis in vrijwaringvoldoet wel aan het bepaalde in artikel 31 Procesreglement 2016, met dien verstande dat de benaming niet gelukkig is, zoals ook EAB c.s. zich overigens lijken te beseffen. Het gerecht beschouwt de akte als aanvulling op het incidenteel verzoek tot vrijwaring waarop nu kan worden beslist.
2.8
Voor zover voor de beslissing van belang staan de volgende feiten als erkend of niet voldoende gemotiveerd weersproken in dit geding vast.
2.9
In de hoofdzaak wordt door Gallow (samengevat) gevorderd voor recht te verklaren, dat EAB toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de uit tussen partijen gesloten overeenkomst van 3 april 2012, stekkende tot overdracht van de aandelen Island Homes door EAB aan Gallow en die overeenkomst te ontbinden met schadevergoeding ten gunste van Gallow van US$ 1.694.941,03 in hoofdsom.

3.HET VERZOEK

3.1
EAB c.s. menen gronden te hebben om van TDSRE vrijwaring te vorderen en verzoeken op voet van artikel 71 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering oproeping van deze (rechts)persoon te bevelen.
3.2
EAB c.s. gronden het verzoek erop dat uit een ‘settlement agreement’ van 24 juli 2015 tussen (onder andere) TDSRE, TDSGC en FMV enerzijds en EAB en IH anderzijds met betrekking tot de ontwikkeling van het La Catalina project blijkt dat een vaststellingsovereenkomst is gesloten ter zake waarvan het EAB c.s. aan voldoende informatie heeft ontbroken. Hadden zij die wel gehad, dan zou geen of een andere vaststellingsovereenkomst zijn gesloten. Voor het sluiten van die overeenkomst hebben TDSRE c.s. informatie achtergehouden die, naar TDSRE c.s. wisten, voor EAB c.s. van belang was voor het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. Dat leidt tot vernietiging van de overeenkomst en/of schadevergoeding en minst genomen zijn TDSRE c.s. gehouden EAB c.s. te vrijwaren voor de gevolgen van een veroordeling van EAB c.s. in de hoofdzaak, aldus EAB c.s.
3.3
Gallow heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de incidentele vordering.

4.DE BEOORDELING

4.1
Voor toewijzing van de vordering tot oproeping in vrijwaring is voldoende dat blijkt dat de waarborg krachtens zijn rechtsverhouding tot de gewaarborgde verplicht is om de nadelige gevolgen van een veroordeling van de gewaarborgde in de hoofdzaak te dragen. Tussen de vordering in de hoofdzaak en de vordering in vrijwaring hoeft geen rechtstreeks verband te bestaan. Evenmin is vereist dat de waarborg verplicht is om de gewaarborgde in de procedure bij te staan. Indien aan het vereiste voor het toestaan van oproeping in vrijwaring in beginsel is voldaan dient de rechter over te gaan tot een onderzoek van de belangen van partijen en de eisen van een doelmatige procesvoering teneinde te kunnen beoordelen of de oproeping tot vrijwaring in de omstandigheden van het geval op haar plaats is en meer in het bijzonder of daarvan wellicht onredelijke of onnodige vertraging van het geding te verwachten is.
4.2
Het gerecht constateert dat uit de vaststellingsovereenkomst van 24 juli 2015 niet blijkt dat Gallow daarbij partij is. Zonder nadere toelichting is niet duidelijk wat de relatie is tussen de vaststellingsovereenkomst en de hoofdzaak en waarom TDSRE c.s. gehouden zouden zijn EAB c.s. te vrijwaren voor de gevolgen van een veroordeling in de hoofzaak als – naar het gerecht aanneemt – de vaststellingsovereenkomst vernietigd zou worden op de door EAB c.s. gestelde gronden.
4.3
De incidentele vordering zal daarom worden afgewezen. Als de in het ongelijk te stellen partijen zullen EAB c.s. de kosten van Gallow in dit incident moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK:

De rechter in dit gerecht:
in het incident:
wijst het verzoek af;
veroordeelt EAB c.s. in de kosten van dit incident, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Gallow worden begroot op Afl. 6.000, aan salaris van de gemachtigde.
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 21 juni 2017 voor repliek;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noorhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Volgens de kop van het inleidend verzoek in de hoofdzaak richt de procedure zich tegen Island
2.Tierra del Sol Real Estate N.V.
3.Tierra del Sol Golf Course N.V.
4.FMV Holding Company N.V.