In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een tussenvonnis in een civiele procedure tussen een vrouw en een man, die beiden in Aruba wonen. De vrouw is eiseres in conventie en tevens gedaagde in reconventie, terwijl de man gedaagde in conventie en eiser in reconventie is. De procedure heeft een lange voorgeschiedenis, waarbij op 26 oktober 2016 een tussenvonnis is gewezen. De vrouw heeft op 11 januari 2017 een akte ingediend, en op 8 februari 2017 heeft de door het gerecht benoemde taxateur een taxatierapport ingediend. De vrouw heeft vervolgens een contra-akte ingediend, terwijl de man van deze gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt.
In het tussenvonnis van 24 mei 2017 heeft het gerecht de verdere beoordeling van de zaak besproken. De vrouw heeft gesteld dat zij sinds december 2016 weer in de woning woont, nadat de huurder de huur had opgezegd. Het gerecht heeft de vrouw opgedragen om een overzicht te verstrekken van de door haar betaalde hypotheekaflossingen en verzekeringskosten, zodat het gerecht kan vaststellen welke bedragen tegen de ontvangen huurinkomsten moeten worden afgezet. De taxateur heeft de marktwaarde van de woning vastgesteld op Afl. 121.595,00, en beide partijen hebben zich niet tegen deze waarde verzet.
Het gerecht heeft beide partijen de gelegenheid geboden om aan te geven of zij bereid zijn om de helft van de marktwaarde aan de andere partij te vergoeden. De vrouw heeft ook belastingschulden in de verdeling willen betrekken, maar het gerecht heeft deze stelling als tardief afgewezen, omdat de vrouw niet voldoende duidelijk had gemaakt welke bedragen in de verdeling betrokken moesten worden. De zaak is verwezen naar de rol van 21 juni 2017 voor verdere akten van beide partijen, waarna een antwoordakte zal volgen. Iedere verdere beslissing is aangehouden.