ECLI:NL:OGEAA:2017:373

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
EJ nr. 74 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie in een alimentatiezaak

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 16 mei 2017 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen een vader en een moeder, die beiden in Aruba wonen. De vader, die in persoon procedeerde, verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde kinderalimentatie, die op 9 oktober 2012 was vastgesteld op Afl. 580,- per maand. De vader stelde dat zijn inkomen aanzienlijk was gedaald en dat hij niet meer in staat was om het eerder vastgestelde bedrag te betalen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.S. Gravenstijn, voerde verweer tegen dit verzoek.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 16 januari 2017 was ingediend, gevolgd door verschillende stukken van beide partijen. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 april 2017 waren beide partijen aanwezig. De minderjarige, voor wie de alimentatie is vastgesteld, is geboren uit het huwelijk van de vader en de moeder. Het gerecht heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond.

Het gerecht oordeelde dat de vader, ondanks zijn dalende inkomen, in staat moest worden geacht om een bijdrage van Afl. 250,- per maand te leveren voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De vader had een maandlasten van Afl. 3.117,- en een inkomen van Afl. 3.500,-, wat hem een beperkte financiële ruimte gaf. Het gerecht benadrukte dat de vader zijn verplichtingen jegens al zijn kinderen gelijkwaardig diende te vervullen. De beschikking van 9 oktober 2012 werd gewijzigd, en de nieuwe alimentatieverplichting ging in per 1 januari 2017. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de vader om een lagere bijdrage werd afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 16 mei 2017
behorend bij EJ nr. 74 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
[naam vader],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
procederend in persoon,
en
[naam moeder],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 16 januari 2017;
  • de stukken zijdens de man, ingediend op 1 maart 2017;
  • de stukken zijdens de vrouw, ingediend op 3 maart 2017;
  • het verweerschrift, ingediend op 6 maart 2017;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 4 april 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader in persoon en de moeder in persoon bijgestaan door haar gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De thans nog minderjarige [naam minderjarige] (hierna: de minderjarige) is op [geboortedatum] in Aruba geboren uit het huwelijk tussen de vader en de moeder.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 9 oktober 2012 (EJ-982/2012), is bepaald dat de vader met Afl. 580,- per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het verzoek strekt tot wijziging van bovengenoemde beschikking van 9 oktober 2012 in die zin dat het door de vader te betalen bedrag aan kinderalimentatie zal worden verlaagd tot nihil. Daartoe wordt aangevoerd dat zijn inkomen is sterk gedaald.
3.2
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). Ingevolge die bepaling kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud, bij latere uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen of indien zij van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord, doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.3
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Uitgangspunt is dat het bij de bepaling van de draagkracht van een onderhoudsplichtige niet alleen aankomt op het inkomen dat hij heeft, maar ook op het inkomen dat hij geacht kan worden redelijkerwijs in de naaste toekomst te verwerven. Vanwege de onderhoudsplicht jegens de kinderen dient de onderhoudsplichtige zich voorts te onthouden van gedragingen die er toe leiden dat hij zijn alimentatieverplichtingen niet meer kan nakomen. De onderhoudsplichtige dient dan ook de belangen van de kinderen in acht te nemen wanneer hij keuzes maakt die zijn draagkracht negatief kunnen beïnvloeden en derhalve tot gevolg kunnen hebben dat hij niet meer (volledig) aan zijn alimentatieverplichtingen kan voldoen.
3.4
De vader voert aan dat sprake is van een wijziging van omstandigheden waardoor de beschikking van 9 oktober 2012 niet in stand kan blijven. Daartoe heeft de vader aangevoerd dat zijn inkomen aanzienlijk is gedaald ten opzichte van het inkomen waarmee het gerecht in 2012 bij de vaststelling van de kinderalimentatie rekening heeft gehouden. De vader stelt dat hij gemiddeld Afl. 3.500,- per maand verdiend aan inkomen. Voorts stelt hij dat zijn maandelijkse lasten Afl. 5.410,- bedragen. De moeder voert verweer tegen het verzoek van de vader.
3.5
Bij de vaststelling van de draagkracht van de vader gaat het gerecht ervan uit dat hij een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in zijn eigen bestaan te voorzien. In dit bedrag zitten begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoonaansluiting en van autogebruik, zodat met de door de vader opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de posten “hypotheek” ad Afl. 1.467,-, en “alimentatie [naam kind]” ad Afl. 250,- nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt.
De door de vader opgevoerde aflossing op een schuld aan “3 credit cards” ad Afl. 800,- laat het gerecht buiten beschouwing, nu de vader onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waar deze schulden op zien. De aflossing op deze schulden mag naar het oordeel van het gerecht niet prevaleren boven een te betalen bijdrage in de behoefte van de minderjarige dochter.
De post “miscellaneous” ad Afl. 400,- zal ook buiten beschouwing worden gelaten, nu deze post gemotiveerd is betwist en de vader deze niet met stukken heeft onderbouwd. De overige (niet betwiste) opgevoerde lasten, waaronder ook boodschappen, wordt de vader geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 1.400,-.
3.6
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 3.117,-.
3.7
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 3.500,- - Afl. 3.117,- =) ca. Afl. 383,-, waarmee hij aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding dient te voldoen.
3.8
Het gerecht merkt het volgende op. Het gerecht acht het onredelijk dat de vader de beschikbare financiële ruimte heeft voor zijn nieuwe baby en geen financiële ruimte kan verdelen over zijn andere minderjarige dochter. Het gerecht is van oordeel dat de vader voor alle kinderen voor wie hij onderhoudsplichtig is op gelijke wijze dient bij te dragen.
3.9
Gelet op de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dochter enerzijds en de draagkracht van de ouders anderzijds, is het gerecht van oordeel dat de vader in staat moet worden geacht om met een bedrag van Afl. 250,- per maand bij te dragen ten behoeve van de minderjarige dochter.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijzigt de beschikking van dit gerecht van 9 oktober 2012 (EJ-74/17) in dier voege dat de bijdrage van de vader [naam vader] in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in Aruba, met ingang van 1 januari 2017 wordt bepaald op Afl. 250,- per maand,
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het anders of meer verzochte,
Aldus gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 16 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.