ECLI:NL:OGEAA:2017:362

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
A.R. no. 3137 van 2011
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en huurinkomsten in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een civiele procedure over de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen de man en de vrouw. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.S. Gravenstijn, en de vrouw, vertegenwoordigd door mr. B.M. de Sousa, hebben hun geschil over huurinkomsten en andere financiële verplichtingen aan de rechter voorgelegd. De procedure heeft een lange voorgeschiedenis, waarbij op 14 november 2016 een getuigenverhoor heeft plaatsgevonden. De vrouw heeft getuigen laten horen om te bewijzen dat de man hogere huurinkomsten heeft ontvangen dan hij heeft erkend. De getuigen hebben verklaard over de huurbetalingen die zij aan de man en de vrouw hebben gedaan gedurende de periode van 15 juli 2003 tot 20 juni 2005.

De rechter heeft vastgesteld dat de man in totaal Afl. 25.300,- aan huurinkomsten heeft ontvangen, waarvan de helft aan de vrouw toekomt. Daarnaast is er een financiële afrekening gemaakt over andere verplichtingen tussen de partijen, waarbij de vrouw uiteindelijk niets aan de man hoeft te betalen. De rechter heeft ook geoordeeld dat de proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 10 mei 2017 en is een belangrijke uitspraak in het kader van huwelijksverdeling en de afhandeling van financiële verplichtingen na een scheiding.

Uitspraak

Vonnis van 10 mei 2017
Behorend bij A.R. no. 3137 van 2011
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
Eiser,
wonende te Aruba,
EISER,
hierna ook te noemen: “de man”,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen:
Gedaagde,
wonende te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: “de vrouw”,
gemachtigde: mr. B.M. de Sousa.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 31 augustus 2016 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. Op 14 november 2016 heeft een getuigenverhoor plaatsgevonden, waarna partijen hebben geconcludeerd.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Bij voornoemd tussenvonnis werd de vrouw toegelaten om middels het horen van getuigen te bewijzen dat de man gedurende de periode van 15 juli 2003 tot 20 juni 2005 hogere huurinkomsten heeft ontvangen dan door de man in deze procedure erkend (zijnde 3 a 4 huurtermijnen á Afl. 600,- per maand). [gedaagde] heeft twee getuigen doen horen. [eiser] heeft de inhoud/juistheid van die verklaringen niet betwist.
2.2
Getuige [X] heeft verklaard dat zij een appartement van partijen heeft gehuurd totdat er een nieuwe eigenaar kwam. Zij heeft verklaard dat zij de huur aan de vrouw betaalde totdat zij de woning heeft verlaten en dat zij daarna de huur aan de man heeft betaald. Zij betaalde tot 2002 of 2003 Afl. 800,- per maand, maar dit werd daarna verlaagd tot Afl. 650,-, beide bedragen inclusief water en cable. Aangezien de woning op 20 juni 2005 is verkocht, heeft [gedaagde] hiermee voldoende bewezen dat [eiser] gedurende de periode 15 juli 2003 tot 20 juni 2005 Afl. 650,-, derhalve in totaal Afl. 14.950,- (23 maanden x Afl. 650,-) aan huur heeft ontvangen.
2.3
Getuige [Y] heeft verklaard dat hij in het begin van beide partijen een appartement heeft gehuurd, dat hij nadat de vrouw de woning had verlaten, de huur aan de man betaalde en dat hij na de verkoop nog ongeveer drie maanden aan de nieuwe eigenaar heeft betaald. Hij heeft ook verklaard dat hij geen huur meer heeft betaald aan de man, nadat de man de woning had verlaten en dat hij vanaf dat moment aan de nieuwe eigenaar heeft betaald. Gelet op dit laatste, heeft de getuige kennelijk bedoeld dat hij tot aan de verkoop aan de man heeft betaald. De getuige heeft verder verklaard dat hij eerst Afl. 500,- en daarna Afl. 450,- aan huur betaalde, inclusief water, elektra en cable, maar dat hij zich niet meer kan herinneren vanaf wanneer dit was. Het gerecht acht aan de hand van deze getuige voldoende bewezen dat de man voor het tweede appartement gedurende de periode 15 juli 2003 tot 20 juni 2005 Afl. 450,-, derhalve in totaal Afl. 10.350,- (23 maanden x Afl. 450,-) aan huur heeft ontvangen.
2.4
De man heeft nog aangevoerd dat de huur inclusief gebruik van utiliteiten was en dat die kosten nog van de huur afgetrokken moeten worden, maar de man heeft nagelaten om te stellen om welke bedragen het daarbij gaat. Het gerecht zal dan ook van het volledige huurbedrag, zijnde Afl. 25.300,-, uitgaan. De helft daarvan komt toe aan de vrouw.
2.5
Uit het tussenvonnis van 12 februari 2014 vloeit voort dat de vrouw in het kader van de verdeling uit hoofde van overbedeling aan de man in totaal Afl. 14.301,51 (Afl. 1.839,00 (hypothecaire aflossingen) + Afl. 6.886,08 (belastingschuld) + Afl. 1.298,93 (schuld aan de heer [Z]) + Afl. 4.277,50 (schuld Island Finance)) is verschuldigd. Dit terwijl de man, zoals hiervoor overwogen, Afl. 12.650,- aan de vrouw dient te voldoen wegens ontvangen huurpenningen, zodat een door de vrouw te betalen bedrag van Afl. 1.651,51 resteert. Dit bedrag kan de vrouw verrekenen met de (verjaarde) vordering uit hoofde van de gebruiksvergoeding ad Afl. 4.375,-, zoals bij tussenvonnis van 31 augustus 2016 werd bepaald. Per saldo hoeft de vrouw derhalve niets aan de man te betalen. De gebruiksvergoeding is voor het overige niet invorderbaar wegens verjaring.
2.6
De man kan de pensioenaanspraak van de vrouw ad Af. 19.071,05 verrekenen met de (verjaarde) alimentatievordering van de man op de vrouw ad Afl. 19.200,24. De man heeft daarmee de pensioenaanspraak van de vrouw tegen de door de pensioenverzekeraar (APFA) berekende contante waarde afgekocht. De achterstallige alimentatie is voor het overige (Afl. 129,19) niet invorderbaar wegens verjaring.
2.7
Uit het voorgaande vloeit voort dat partijen in het kader van deze verdeling per saldo over en weer niets aan elkaar verschuldigd zijn.
2.8
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
3.1
stelt de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen vast op de bij tussenvonnissen van 12 februari 2014 en 31 augustus 2016 en voor het overige bij dit vonnis vastgestelde wijze.
3.2
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.3
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 10 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.