In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft Aruba Bank N.V. een vordering ingesteld tegen gedaagde wegens betalingsachterstand. De procedure begon met een tussenvonnis op 1 maart 2017 en een comparitie van partijen op 28 maart 2017, waar gedaagde niet verscheen. Aruba Bank vorderde betaling van verschillende bedragen, voortvloeiend uit meerdere leningsovereenkomsten en een arubacard overeenkomst. Gedaagde had eerder een sommatie ontvangen om de openstaande bedragen te voldoen, maar had hieraan geen gehoor gegeven.
Aruba Bank stelde dat gedaagde toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomsten. Gedaagde voerde verweer en stelde dat Aruba Bank verantwoordelijk was voor de reparatiekosten van zijn auto, maar dit verweer werd niet verder onderbouwd. De rechter oordeelde dat Aruba Bank gedaagde in het bezit had gesteld van een verzekeringsuitkering, die gedaagde voor andere doeleinden had gebruikt. De rechter concludeerde dat gedaagde een betalingsachterstand had en dat de vordering van Aruba Bank toewijsbaar was.
In de uitspraak werd gedaagde veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten aan de zijde van Aruba Bank werden ook aan gedaagde opgelegd. Het vonnis werd uitgesproken op 10 mei 2017 en is uitvoerbaar bij voorraad.