In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 9 mei 2017 een beschikking gegeven met betrekking tot het ouderlijk gezag over de minderjarige [Z]. De moeder, [X], verblijft in Suriname en is volgens de verzoeksters, waaronder de voorgestelde voogdes [Y], niet in staat om het gezag uit te oefenen. De vader, [A], is onvindbaar. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 20 juni 2016 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 maart 2017 was de moeder niet aanwezig, ondanks dat zij correct was opgeroepen. De Voogdijraad was vertegenwoordigd door mevrouw A. Flanders.
De feiten tonen aan dat de minderjarige [Z], geboren in 2005 in Guyana, bij de moeder in Aruba verblijft, maar niet ingeschreven staat in het bevolkingsregister. De verzoeksters hebben aangevoerd dat de moeder al geruime tijd niet in staat is om de minderjarige op te voeden en dat de vader onvindbaar is. Het gerecht heeft het verzoek om ontheffing van het gezag van de moeder afgewezen, maar heeft het verzoek geïnterpreteerd als een verzoek tot schorsing van het gezag op basis van artikel 1:253r van het Burgerlijk Wetboek van Aruba.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de minderjarige al enige tijd zonder gezaghebbende ouder(s) in Aruba verblijft en dat de moeder in de onmogelijkheid verkeert om het gezag uit te oefenen. De vader is eveneens onbekend. Het gerecht heeft geconcludeerd dat het gezag van de moeder en de vader van rechtswege is geschorst. Vervolgens is besloten om verzoekster sub 1, [Y], als voogdes over de minderjarige te benoemen, aangezien zij al enige tijd voor de minderjarige zorgt en de minderjarige zich gelukkig voelt bij haar. De beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, ter zitting van 9 mei 2017.