ECLI:NL:OGEAA:2017:353

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
17 mei 2017
Zaaknummer
EJ nr. 1442 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing ouderlijk gezag en benoeming voogdij in Aruba

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 9 mei 2017 een beschikking gegeven met betrekking tot het ouderlijk gezag over de minderjarige [Z]. De moeder, [X], verblijft in Suriname en is volgens de verzoeksters, waaronder de voorgestelde voogdes [Y], niet in staat om het gezag uit te oefenen. De vader, [A], is onvindbaar. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 20 juni 2016 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 maart 2017 was de moeder niet aanwezig, ondanks dat zij correct was opgeroepen. De Voogdijraad was vertegenwoordigd door mevrouw A. Flanders.

De feiten tonen aan dat de minderjarige [Z], geboren in 2005 in Guyana, bij de moeder in Aruba verblijft, maar niet ingeschreven staat in het bevolkingsregister. De verzoeksters hebben aangevoerd dat de moeder al geruime tijd niet in staat is om de minderjarige op te voeden en dat de vader onvindbaar is. Het gerecht heeft het verzoek om ontheffing van het gezag van de moeder afgewezen, maar heeft het verzoek geïnterpreteerd als een verzoek tot schorsing van het gezag op basis van artikel 1:253r van het Burgerlijk Wetboek van Aruba.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de minderjarige al enige tijd zonder gezaghebbende ouder(s) in Aruba verblijft en dat de moeder in de onmogelijkheid verkeert om het gezag uit te oefenen. De vader is eveneens onbekend. Het gerecht heeft geconcludeerd dat het gezag van de moeder en de vader van rechtswege is geschorst. Vervolgens is besloten om verzoekster sub 1, [Y], als voogdes over de minderjarige te benoemen, aangezien zij al enige tijd voor de minderjarige zorgt en de minderjarige zich gelukkig voelt bij haar. De beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, ter zitting van 9 mei 2017.

Uitspraak

Beschikking van 9 mei 2017
Behorend bij EJ nr. 1442 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van

1.[X], de moeder,

wonende in Suriname,
2.[Y],de voorgestelde voogdes,
wonende in Aruba,
VERZOEKSTERS,
Gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
Belanghebbenden:
[Z], de minderjarige,
werkelijk verblijvende in Aruba,
[A], de vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 20 juni 2016,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 28 maart 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen verzoekster sub 1 bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. De vader is, hoewel op de juiste wijze opgeroepen, niet verschenen en heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen verweerschrift ingediend. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw A. Flanders.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de moeder is op [datum] 2005 in Guyana geboren de minderjarige [Z]. De minderjarige is door de vader erkend.
2.2
De minderjarige, die niet ingeschreven staat in het bevolkingsregister alhier, verblijft bij verzoekster sub 1 in Aruba.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt ertoe om de moeder, voor zover nodig, van het gezag te ontheffen en om verzoekster sub 1 met de voogdij over de minderjarige te belasten. Ter onderbouwing van het verzoek hebben verzoeksters aangevoerd dat de moeder, die in Suriname verblijft, al geruime tijd niet is staat is om de minderjarige op te voeden, dat de vader onvindbaar is, dat verzoekster sub 1 al enige jaren de verzorging en opvoeding van de minderjarige op zich heeft genomen en dat de minderjarige inmiddels geacht kan worden te zijn geworteld in de Arubaanse maatschappij.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA). Ingevolge dit artikel kan de rechter, mits het belang van het kind zich daar niet tegen verzet, een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen, om reden dat deze ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen.
4.2
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is niet gebleken dat er in dit geval gronden aanwezig zijn die tot ontheffing van de moeder uit het gezag kan leiden zoals bedoeld in voornoemde bepaling. Het verzoek zal derhalve op grond van dit artikel worden afgewezen.
4.3
Desalniettemin ziet het gerecht aanleiding om het verzoek te interpreteren als een verzoek ex artikel 1:253r BWA. Op basis van dit artikel is het gezag dat aan één of beide ouders toekomt geschorst gedurende de tijd waarin één of beide ouders al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen, of indien het bestaan of de verblijfplaats van één of beide ouders onbekend is.
4.4
Gebleken is dat de minderjarige al enige tijd zonder gezaghebbende ouder(s) of ander gezaghebbend persoon in Aruba verblijft. Het is het gerecht onduidelijk gebleven waarom de moeder, zoals door verzoeksters wordt gesteld, niet in staat is om de minderjarige te verzorgen en op te voeden. Voorts is het gerecht onduidelijk gebleven of/wanneer de moeder haar taken als gezagdraagster ten aanzien van de minderjarige feitelijk weer zal uitoefenen. Op grond van het voorgaande is het gerecht van oordeel dat de moeder in de onmogelijkheid verkeert het gezag over de minderjarige uit te oefenen. Tevens is gebleken dat de vader, voor zover hij met het gezag belast zou zijn, eveneens in de onmogelijkheid verkeert om het gezag uit te oefenen, nu zijn verblijfplaats onbekend is. Aldus is de conclusie dat het gezag van de moeder van rechtswege is geschorst. Hetzelfde geldt voor het gezag van de vader voor zover hij daarmee is belast. In het gezag over de minderjarige dient dan te worden voorzien.
4.5
Ingevolge artikel 1:295 BWA benoemt de rechter een voogd over alle minderjarigen die niet onder ouderlijk gezag staan, en in wier voogdij niet op wettige wijze is voorzien.
4.6
Gebleken is dat de moeder op 7 april 2014 een verklaring heeft opgesteld, waarin zij aangeeft dat zij verzoekster sub 1 met de voogdij over de minderjarige belast wenst te zien. Verzoekster sub 1 heeft hiermee ingestemd. Verder is gebleken dat de minderjarige al enige tijd door verzoekster sub 1 wordt verzorgd en opgevoed. Tijdens zijn verhoor heeft de minderjarige verklaard zich gelukkig te voelen bij verzoekster sub 1. Het is voorts de wens van de minderjarige dat verzoekster sub 1 hem blijft verzorgen en opvoeden. Gelet op het voorgaande, en nu overigens niet van bezwaren daartegen is gebleken, is het gerecht van oordeel dat verzoekster sub 1 als voogdes over de minderjarige dient te worden benoemd

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verstaat dat het ouderlijk gezag van [X] en [A] over de minderjarige [Z] is geschorst;
benoemt tot voogdes over de minderjarige [Y], geboren op [datum] 1952 te Cornelia Ida Brits Guyana.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, ter zitting van 9 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.