ECLI:NL:OGEAA:2017:352

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
A.R. 1605 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y. M. Vanwersch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning en de beoordeling van verkrijgende verjaring

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een vordering tot ontruiming van een woning. De eisers, wonende te Aruba, hebben de gedaagde, eveneens wonende te Aruba, aangeklaagd in conventie en gedaagd in reconventie. De procedure begon met een tussenvonnis op 26 oktober 2016, waarin partijen de gelegenheid kregen om zich uit te laten over de verjaring van de rechtsvordering van de eisers. De eisers stelden dat de rechter niet ambtshalve mocht toetsen of er sprake was van verkrijgende verjaring, maar deze stelling werd verworpen. De rechter oordeelde dat de verkrijging van bezit niet afhankelijk is van een beroep op verjaring, en dat de rechter deze ambtshalve kan toepassen.

De rechter beoordeelde vervolgens de feitelijke macht van de gedaagde over de woning. Het was van belang of de gedaagde zich als rechthebbende had gedragen, wat niet was aangetoond. De gedaagde had weliswaar gesteld dat zij met toestemming van haar schoonvader in de woning verbleef, maar dit was niet voldoende om als bezitter te worden aangemerkt. De rechter wees ook de vorderingen van de gedaagde af, waaronder de terugbetaling van een bedrag van Afl. 15.000,00 en de vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking, omdat deze niet voldoende feitelijk waren onderbouwd.

Uiteindelijk werd de vordering tot ontruiming toegewezen, waarbij de gedaagde een termijn van drie maanden kreeg om de woning te ontruimen. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en veroordeelde de gedaagde in de kosten van de procedure. Dit vonnis werd uitgesproken op 26 april 2017 door rechter Y. M. Vanwersch.

Uitspraak

Vonnis van 26 april 2017
Behorend bij A.R. 1605 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eisers],
wonende te Aruba,
eisers in conventie, gedaagden in reconventie,
hierna ook te noemen: [eisers],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 oktober 2016;
- de akte aan de zijde van [eisers];
- de akte aan de zijde van [gedaagde].
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2. DE VERDERE BEOORDELING

in conventie en reconventie
2.1
Bij vonnis van 26 oktober 2016 zijn partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vraag wanneer de verjaring van de rechtsvordering van [eisers] ter zake de opheffing van
het bezitvan [gedaagde] is aangevangen. Beide partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt en een akte overgelegd.
2.2 [
eisers] stellen dat op de eerste plaats dat de rechter niet ambtshalve mag toetsen of er sprake is van verkrijgende verjaring. Deze stelling wordt verworpen. Aangezien de verkrijging plaats vindt onverschillig of op de extinctieve verjaring van artikel 3:314 BWA een beroep is gedaan, mag de rechter deze ambtshalve toepassen (zie annotatie 1. bij artikel 3:105 BW T&C).
2.3 [
eisers] hebben voorts gesteld dat er geen sprake kan zijn van verkrijgende verjaring, omdat [gedaagde] niet aangemerkt kan worden als
bezitter. Bij tussenvonnis van 26 oktober 2016 werd hiervan bij gebrek aan feitelijke kennis voorshands vanuit gegaan. Naar aanleiding van de thans door partijen ingenomen feitelijke stellingen op dit punt, wordt als volgt overwogen.
2.4
Voor de beantwoording van de vraag of iemand een zaak in bezit heeft genomen, is bepalend of hij
de feitelijke machtover die zaak is gaan uitoefenen. Die machtsuitoefening moet zodanig zijn dat deze naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter teniet doet. Het antwoord op de vraag of iemand de voor bezit vereiste feitelijke macht uitoefent wordt, evenals de vraag of hij voor zichzelf of voor een ander houdt, bepaald naar verkeersopvatting en overigens op grond van uiterlijke feiten. Alle omstandigheden van het geval moeten daartoe tegen elkaar worden afgewogen, waarbij het primair aankomt op uiterlijke omstandigheden waaruit naar verkeersopvattingen een wilsuiting kan worden afgeleid om als rechthebbende op te treden. Nodig is dat de bezitter zich zodanig gedraagt dat de eigenaar, tegen wie de verjaring loopt, daaruit niet anders kan afleiden dan dat de bezitter pretendeert eigenaar te zijn, zodat deze tijdig maatregelen kan nemen om de inbreuk op zijn recht te beëindigen.
2.5
Vast staat dat [gedaagde] vanaf 13 oktober 1994 is ingeschreven op het adres [adres].
[gedaagde] heeft voorts onweersproken gesteld dat zij na het overlijden van haar schoonvader, wijlen [achternaam], met zijn toestemming in de woning is blijven wonen, samen met zijn kinderen en kleinkinderen. Ook heeft zij onweersproken gesteld dat zij in de woning geïnvesteerd heeft als ware deze woning van haar. Deze stelling is evenwel op geen enkele wijze feitelijk onderbouwd. Echter zelfs indien deze stelling juist zou zijn, dan is dit enkele feit onvoldoende om als bezitter aangemerkt te worden, nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] jegens de eigenaar ooit gepretendeerd heeft rechthebbende te zijn. Dit heeft tot gevolg dat het (impliciete) beroep op extinctieve verjaring alsnog wordt verworpen.
2.6
Voor zo ver [gedaagde] namens de erven [achternaam] de levering vordert omdat wijlen [achternaam] de eigenaar van de woning zou zijn geweest, wordt deze vordering afgewezen. Nog los van de vraag of [gedaagde] bevoegd is namens de erven [achternaam] deze rechtsvordering in te stellen, hebben [eisers] onweersproken gesteld dat bij vonnis van 3 mei 2000 (AR 735-2000) is geoordeeld dat […] nimmer eigenaar is geworden of geweest van het perceel [adres].
2.7
De vordering van [gedaagde] strekkende tot terugbetaling van Afl. 15.000,00 wordt eveneens afgewezen, nu in rechte niet is komen vast te staan dat er een koopovereenkomst bestond tussen wijlen […] en wijlen [achternaam] met betrekking tot de koop van de woning te [adres]. De overgelegde kwitantie (productie 1 bij CvA/EiR) is hiertoe onvoldoende, nu deze eenzijdig is opgesteld en niet is ondertekend door wijlen […]. Voorts heeft te gelden dat de overgelegde notariële akte betrekking heeft op vier percelen te [perceel], die door wijlen […] op 29 juli 1978 aan wijlen [achternaam] zijn verkocht voor een bedrag ad Afl. 15.000,00.
2.8
Ook de vordering van [gedaagde] strekkende tot terugbetaling van gedane investeringen wegens ongerechtvaardigde verrijking van [eisers] wordt afgewezen, nu deze vordering niet dan wel onvoldoende feitelijk is onderbouwd.
2.9
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] en de erven [achternaam] zonder recht of titel in de woning verblijven. De vordering strekkende tot ontruiming wordt derhalve toegewezen waarbij [gedaagde] en de haren een termijn van 3 maanden wordt gegund, om de woning te ontruimen en leeg op te leveren. Aan deze veroordeling wordt geen dwangsom verbonden, nu deze niet is gevorderd.
2.1
Uit het eerste lid van artikel 556 Rv. volgt dat [eisers] de ontruiming niet zelf ter hand mag nemen en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. [eisers] hebben voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder te mogen inschakelen als [gedaagde] niet vrijwillig tot nakoming van de uit dit vonnis voortvloeiende verplichting tot ontruiming overgaan. In het licht daarvan hebben [eisers] dus geen machtiging nodig om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen. Voorwaarde is dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder aan [gedaagde] wordt betekend, en dat aan haar overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 Rv. bevel wordt gedaan om binnen drie dagen na 26 juli 2017 te ontruimen. De deurwaarder op zijn beurt behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien huurders medewerking aan de ontruiming weigeren. Die bevoegdheid ontleent de deurwaarder immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv., waarin artikel 444 Rv. van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de deurwaarder problemen, dan kan hij op voet van (strekking en geest van) de Algemene Politieverordening - zonder dat daartoe rechterlijke machtiging nodig is - bijstand van de politie inroepen. In het licht van voorgaande hebben [eisers] dan ook geen belang bij de verzochte machtiging.
2.11. [
gedaagde] wordt nu zij in het ongelijk is gesteld, in conventie en reconventie in de kosten veroordeeld. De kosten in reconventie worden bepaald op ½ punt van de conventie.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
in conventie
5.1
beveelt [gedaagde] en de haren te woning te [adres] uiterlijk op 26 juli 2017 te Aruba te ontruimen en leeg op te leveren aan [eisers];
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van conventie, tot op heden aan de zijde van [eisers] begroot op Afl. 450,00 griffierecht, Afl. 176,99 explootkosten en Afl. 5.000,00 voor salaris gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie
5.5
wijst de vorderingen af;
5.6
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de reconventie, welke worden bepaald op
Afl. 2.500,00 voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 26 april 2017 in aanwezigheid van de griffier.