ECLI:NL:OGEAA:2017:35

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 januari 2017
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
EJ nr. 2118 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging gezag over minderjarigen in het belang van de kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 17 januari 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over twee minderjarigen. De vader verzocht om gezamenlijk gezag met de moeder, maar de rechter oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De moeder, die de kinderen opvoedt, heeft zich verzet tegen het verzoek van de vader en heeft aangevoerd dat er geen zorgsignalen zijn en dat de kinderen goed functioneren. De voogdijraad heeft echter geadviseerd om de vader met het gezag te belasten, omdat de moeder pedagogisch inadequaat zou handelen en de kinderen negatief beïnvloedt tegen de vader. De rechter heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is om de huidige verzorgingssituatie niet te veranderen. De vader's verzoek om gezamenlijk gezag is afgewezen, evenals zijn subsidiaire verzoek om alleen met het gezag te worden belast. De rechter benadrukte dat de kinderen stabiliteit en regelmaat nodig hebben, gezien de veranderingen die zij in het verleden hebben meegemaakt.

Uitspraak

Beschikking van 17 januari 2017
behorend bij EJ nr. 2118 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen
[Verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna te noemen: de moeder
gemachtigde: de advocaat mr. V.A.V. Carlo,
en
[Verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.
belanghebbenden:
[minderjarige sub 1],
[minderjarige sub 2],
de kinderen.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 15 november 2016, met de daarin genoemde stukken.
De uitspraak op het verzoek van de vader om wijziging van het gezag is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Zoals in de beschikking van 16 februari 2016 is overwogen, is het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder dan wel alleen te worden belast met het gezag over de minderjarigen, gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt.
2.2
Voor het uitoefenen van het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders. De vraag die de rechter in dat kader onder meer dient te beantwoorden is of er een onaanvaardbaar risico voor het kind bestaat dat het klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien zij het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
2.3
De voogdijraad heeft in zijn rapport van 3 augustus 2016 geconcludeerd dat er risico’s zijn van emotionele en fysieke mishandeling, dat de kinderen onder druk worden gezet door de moeder en negatief worden beïnvloed tegen de vader, dat de kinderen in een loyaliteitsconflict verkeren, dat de moeder pedagogisch zwak is en moeilijk haar eigen behoeftes kan scheiden van die van de kinderen, dat zij pedagogisch inadequaat handelt en misbruik maakt van haar gezag, doordat zij gedurende lange tijd het contact tussen de vader en de kinderen heeft belemmerd. De vader wordt in staat geacht beter in staat te zijn om beslissingen te nemen in belang van de kinderen, zijn pedagogische vaardigheden zijn goed en hij wil graag betrokken zijn in het leven van de kinderen.
De kinderpsychologe is gevraagd een risicotaxatie bij de kinderen uit te voeren. De psychologe heeft uit vrees voor negatieve gevolgen voor de kinderen besloten de inhoudelijke informatie die door de kinderen is verstrekt vertrouwelijk te houden. Haar conclusie is dat er risico’s zijn in moeders leefsituatie, dat de kinderen geïnstrueerd zijn om negatief over de vader te praten, dat zij in een loyaliteitsconflict verkeren en weerstand en disproportionele angst voor vader ervaren, omdat zij het idee hebben dat de vader hen van de moeder zal weghouden.
Door de voogdijraad wordt geadviseerd om de vader met het gezag te belasten, omdat de kinderen bij gezamenlijk gezag klem zullen raken.
2.4
De moeder heeft zich tegen het verzoek van de vader verzet en heeft daartoe - kort samengevat – het volgende aangevoerd.
Partijen kunnen niet met elkaar communiceren. De moeder was/is bang voor de vader, omdat hij haar tijdens hun relatie heeft mishandeld en haar, toen de relatie uit was, heeft bedreigd met de dood. Zij heeft op een gegeven moment bij de
Fundacion pa Hende Muhe den Dificultad(FHMD) hulp verzocht om het contact tussen de vader en de kinderen op gang te brengen. Zij weet niet waar hij nu woont, omdat hij haar dit niet wil vertellen, zodat zij niet weet waar haar kinderen tijdens de omgangsmomenten met de vader zijn. De vader verzint allerlei verhalen om haar in een kwaad daglicht te zetten. Zo is het niet waar dat zij zich niet aan de omgangsregeling zou houden, of dat zij drugs zou gebruiken of psychische problemen zou hebben, of dat zij misbruik zou maken van het gezag dat zij over de kinderen heeft. Het is juist de vader die haar wil pesten door bijvoorbeeld de reeds verlopen paspoorten en saneringskaarten van de kinderen niet aan haar te geven, ondanks haar diverse verzoeken hiertoe, zodat zij deze niet kan vernieuwen. De psychologe die de kinderen heeft gesproken, maakt deel uit van de vriendenkring van de vader en is vooringenomen tegen de moeder, aldus de moeder. Met de kinderen gaat het goed, zij vertonen geen probleemgedrag en er zijn geen zorgsignalen, ze zijn vrolijk, meelevend, actief op school en hebben goed contact met de medeleerlingen. Dit blijkt ook uit de informatie van de neutrale informanten. De conclusie en advies van de voogdijraad en de psychologe, inhoudende dat het in het belang van de kinderen is dat de vader met het eenhoofdig gezag wordt belast, is ongefundeerd en wordt betwist. Aldus de moeder.
2.5
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat partijen al geruime tijd niet in staat zijn tot onderlinge communicatie. Dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering zal komen, is niet aannemelijk geworden. Met de voogdijraad en de moeder is het gerecht dan ook van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen bij gezamenlijk gezag klem of verloren zullen raken tussen de ouders. Het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder met het gezag te worden belast zal daarom worden afgewezen.
2.6
Wat betreft het (subsidiaire) verzoek van de vader en het advies van de voogdijraad om de vader voortaan alleen met de uitoefening van het gezag te belasten, dient het gerecht, in het licht van hetgeen in het belang van de kinderen wenselijk is, de mogelijkheden die ieder van de ouders aan de kinderen biedt of kan bieden, af te wegen en aan de hand daarvan te beoordelen aan wie van de ouders het ouderlijk gezag het best kan worden opgedragen. Bij de beoordeling daarvan zal tevens rekening moeten worden gehouden met mogelijke nadelen die voor het kind verbonden kunnen zijn aan het enkele feit van een verandering van het ouderlijk gezag en een daarmee verband houdende wijziging van de verzorgingssituatie [1] .
2.7
Zoals de moeder terecht heeft opgemerkt, is uit informatie van de (neutrale) informanten over de kinderen naar voren gekomen, dat de kinderen zich zowel cognitief als sociaal emotioneel goed ontwikkelen, dat er geen gedragsproblemen te merken zijn, dat het contact met de medeleerlingen goed is, dat zij actief zijn op school, dat ze vrolijk, vriendelijk, leergierig, behulpzaam, en sociaal zijn. Dat er risico’s zijn in de leefsituatie van de kinderen bij de moeder wat negatieve gevolgen heeft op hun emotionele ontwikkeling, is door de voogdijraad onvoldoende althans niet onderbouwd en overigens niet gebleken.
Uit het rapport van de voogdijraad blijkt wat betreft de huisvesting van de ouders, dat de moeder samenwoont met haar (vrouwelijke) partner en vier kinderen, inclusief de kinderen, in een huis met vier slaapkamers, en dat de vader met een oom in een twee slaapkamer-appartement woont. De vader verblijft vaak – ook wanneer de kinderen bij hem zijn – bij zijn vriendin, maar over de huisvesting van de vriendin van de vader wordt in het rapport niet gerept.
Tenslotte is gebleken dat de ouders in november 2014 uit elkaar zijn gegaan, dat de kinderen toen tot april 2015 bij de vader en/of mevrouw […] hebben gewoond, dat zij vanaf april 2015 bij de moeder en haar nieuwe partner in [perceel] wonen, dat zij sinds het schooljaar 2015/2016 op nieuwe scholen in [perceel] zitten en zich daar goed hebben aangepast.
2.8
Gelet op het bovenstaande en het verhandelde ter zitting acht het gerecht beide ouders in staat de kinderen goed op te voeden en te verzorgen. Het gerecht acht het echter niet in het belang van de kinderen om (weer) verandering te brengen in de huidige verzorgingssituatie, te meer nu de kinderen in de laatste jaren meermalen dergelijke veranderingen hebben meegemaakt. Zij hebben rust en regelmaat nodig. Dit betekent dat het gerecht ook het verzoek van de vader om gezagswisseling zal afwijzen.
2.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst af het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder dan wel alleen te worden belast met het gezag.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van 17 januari 2017 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Hoge Raad d.d. 28 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT6845