ECLI:NL:OGEAA:2017:34

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 januari 2017
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
K.G. no. 2922 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over doorbetaling van loon en herplaatsing van werknemer

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Illes, een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap Caribbean Sun Group N.V., h.o.d.n. Del Sol, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.F.J. Caster. De procedure vond plaats op 8 december 2016, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht aan de hand van pleitnota's en producties. Eiseres vorderde onder andere de doorbetaling van haar loon vanaf 19 september 2016 en haar herplaatsing in dezelfde functie bij Del Sol. Gedaagde, Del Sol, voerde verweer en stelde dat eiseres niet-ontvankelijk verklaard moest worden in haar vorderingen.

Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft in zijn vonnis van 11 januari 2017 geoordeeld dat er geen gronden zijn om eiseres niet-ontvankelijk te verklaren. Het Gerecht heeft vastgesteld dat Del Sol niet bevoegd was om eiseres te ontslaan, aangezien zij in opdracht van Monterrey Trading N.V. werkte. Het Gerecht oordeelde dat Del Sol gehouden is om het loon van eiseres door te betalen en haar weer tewerk te stellen, totdat Monterrey de opdracht tot tewerkstelling intrekt. De vorderingen van eiseres zijn toegewezen, met inachtneming van een gematigde wettelijke verhoging van maximaal 15% over het achterstallige loon.

Daarnaast is Del Sol veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 675,80 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 11 januari 2017
Behorend bij K.G. no. 2922 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
[Eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes,
tegen:
de naamloze vennootschap
CARIBBEAN SUN GROUP N.V., h.o.d.n. DEL SOL,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Del Sol,
gemachtigde: de advocaat mr. A.F.J. Caster.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de behandeling van de zaak ter terechtzitting van 8 december 2016.
1.2
[eiseres] is ter zitting verschenen samen met haar gemachtigde, en Del Sol is verschenen bij haar gemachtigde. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - mede aan de hand van door hen overgelegde pleitnota’s, die van Del Sol voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

[eiseres] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. Del Sol veroordeelt tot (door)betaling aan [eiseres] van haar normale loon gerekend vanaf 19 september 2016 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
b. Del Sol beveelt om binnen 2 dagen na de uitspraak van dit vonnis weder te werk te stellen in dezelfde functie tegen hetzelfde loon;
c. bepaalt dat Del Sol ten behoeve van [eiseres] een dwangsom verbeurt van
Afl. 200,--, althans een ander door het Gerecht te bepalen bedrag, voor elke dag dat Del Sol voormeld bevel niet nakomt;
d. Del Sol veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Del Sol voert verweer en concludeert dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Indien [eiseres] geen vorderingsrechten op Del Sol blijkt te hebben, moeten haar rechtsvorderingen worden afgewezen. Het ontvankelijkheidsverweer van Del Sol wordt verworpen.
3.2
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen. Het verweer van Del Sol op dit punt wordt eveneens verworpen.
3.3
Del Sol heeft niet of onvoldoende bestreden gesteld dat niet zij maar Monterrey Trading N.V. (hierna: Monterrey) de werkgever is van [eiseres], en dat [eiseres] in opdracht van Monterrey was tewerkgesteld bij Del Sol, zijnde één van de dochtermaatschappijen van Monterrey. In dat verband heeft Del Sol verder niet of onvoldoende bestreden gesteld dat de door [eiseres] bij Del Sol uit te voeren werkzaamheden werden verricht onder leiding en toezicht van (de bedrijfsleider van) Monterrey, en dat Del Sol maandelijks het aan [eiseres] toekomende loon (op de voet van het bepaalde in artikel 6:30 BW) voor Monterrey betaalde aan [eiseres].
3.4
In het licht van de hiervoor onder 3.3 vermelde vaststaande omstandigheden - waaruit volgt dat Monterrey het in elk geval wat [eiseres] betreft voor het zeggen heeft bij Del Sol - is niet in geschil tussen partijen dat [eiseres] bij brief van 19 september 2016 (afkomstig en ondertekend door [xx] en [xy] voor of namens Del Sol) door Del Sol op staande voet is ontslagen omwille van de in die brief vermelde redenen. Gesteld noch is gebleken echter dat Del Sol bevoegd was of is om [eiseres] voor of namens haar werkgever Monterrey te ontslaan. Reeds hieruit volgt dat naar het voorlopig oordeel van het Gerecht geen sprake kan zijn van een rechtsgeldig ontslag.
3.5
Nu verder is gesteld noch gebleken dat [eiseres] niet langer in opdracht van en onder leiding van haar werkgever Monterrey is tewerkgesteld bij Del Sol, is Del Sol naar het voorshandse oordeel van het Gerecht gehouden om net als voorheen (1) het loon van [eiseres] (voor of namens Monterrey) door te blijven betalen aan [eiseres] en (2) haar weer tewerk te stellen conform de door Monterrey gegeven opdracht totdat Monterrey - die het dus wat dit betreft kennelijk voor het zeggen heeft bij haar dochter Del Sol - de opdracht tot tewerkstelling van [eiseres] bij Del Sol intrekt. Eén en ander leidt tot de slotsom dat te verwachten valt dat de vorderingen van [eiseres] in een bodemprocedure in dier voege zullen worden toegewezen. De thans door [eiseres] verzochte voorzieningen zullen aldus worden gegeven, waarbij heeft te gelden dat de niet door Del Sol bestreden door [eiseres] gevorderde wettelijke verhoging over achterstallig loon ambts- en billijkheidshalve gematigd zal worden vastgesteld op telkens maximaal 15%. Dwangsommen zullen gemaximeerd aan Del Sol worden opgelegd.
3.6
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet van Del Sol bij afwijzing van het door [eiseres] verzochte ten opzichte van de belangen van [eiseres] bij toewijzing daarvan. Naar het voorshandse oordeel van het Gerecht brengt de aard van partijen en hun onderlinge verhouding met zich dat het door Del Sol gestelde restitutierisico voor rekening en risico komt van Del Sol.
3.7
Del Sol zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 225,80 =) Afl. 675,80 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-veroordeelt Del Sol tot (door)betaling aan [eiseres] van haar normale loon gerekend vanaf 19 september 2016 totdat Monterrey de hiervoor onder 3.3 en 3.5 vermelde opdracht tot tewerkstelling van [eiseres] bij Del Sol intrekt, achterstallig loon te vermeerderen met de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging van telkens maximaal 15%;
-beveelt Del Sol om [eiseres] binnen 2 dagen na de betekening aan Del Sol van dit vonnis weder te werk te stellen in dezelfde functie tegen hetzelfde loon;
-bepaalt dat Del Sol ten behoeve van [eiseres] een dwangsom verbeurt van
Afl. 200,-- voor elke dag dat Del Sol voormeld bevel niet nakomt, met dien verstande dat Del Sol te dezen maximaal Afl. 100.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
-veroordeelt Del Sol in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 675,80 aan verschotten en
Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 11 januari 2017.