ECLI:NL:OGEAA:2017:338

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 april 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
L.A.R. no. 2171 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen uitblijven beslissing op bezwaar inzake vergunning tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft appellant op 13 mei 2016 bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie, waarbij hem op 22 april 2016 een vergunning tot tijdelijk verblijf werd geweigerd. Appellant heeft op 5 september 2016 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar. De Minister heeft op 29 november 2016 een verweerschrift ingediend. De uitspraak is gedaan op 24 april 2017.

Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba oordeelt dat de verklaring die door de Minister is afgegeven, moet worden aangemerkt als een reële beslissing op het bezwaar van appellant. Hierdoor is het belang van appellant bij het beroep, dat gericht was tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar, komen te vervallen. Het beroep van appellant wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. Tevens wordt overwogen dat er geen grond bestaat voor een proceskostenveroordeling, aangezien de niet-ontvankelijkheid van het beroep geen aanleiding geeft voor een vergoeding van kosten.

De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 24 april 2017
L.A.R. no. 2171 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellant],
wonende in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN INTEGRATIE,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Appellant heeft op 13 mei 2016 bezwaar gemaakt tegen de beschikking van verweerder van 22 april 2016, waarbij is geweigerd hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verstrekken onder garantie van zijn echtgenote.
Tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar heeft appellante op 5 september 2016 beroep ingesteld
Verweerder heeft 29 november 2016 een verweerschrift ingediend.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Verweerder heeft bij zijn verweerschrift overgelegd een verklaring, waaruit blijkt dat appellant in verband met zijn huwelijk met mevrouw [X] van rechtswege is toegelaten conform het beleid gezinsleden van niet-vergunningsplichtige Nederlanders. Deze verklaring heeft te gelden als een beslissing op het bezwaarschrift van appellant van 13 mei 2016, aldus verweerder. Verweerder concludeert dan ook tot niet-ontvankelijkheid dan wel ongegrondverklaring van het beroep.
2.2
Met verweerder is het gerecht van oordeel dat de afgegeven verklaring dient te worden aangemerkt als een reële beslissing op het bezwaar van appellant. Met die verklaring heeft verweerder immers een beslissing gegeven over de verblijfstitel van appellant hier te lande. Hiermee is het belang van appellant bij het onderhavige beroep, dat gericht is tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar, komen te vervallen, waardoor het beroep van appellant niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
2.3
Wat betreft het verzoek van appellant om verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure, overweegt het gerecht als volgt. Het verzoek is gebaseerd op artikel 52, lid 2 van de Lar. Ingevolge deze bepaling kan de rechter bepalen dat het bestuursorgaan wordt verplicht tot betaling van een vergoeding aan de wederpartij. Conform vaste jurisprudentie van het Hof [1] bestaat er bij niet-ontvankelijk verklaring van het beroep geen grondslag voor toepassing van artikel 52, tweede lid, van de Lar. De in die bepaling aan de rechter toegekende bevoegdheid ziet naar zijn aard slechts op gevallen, waarin het beroep tot vernietiging van de bestreden beschikking heeft geleid.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat derhalve geen grond.
2.4
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing werd gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 april 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).

Voetnoten

1.Zie bv. Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 25 januari 2011, ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ0582 en Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 23 mei 2014, HLAR 64027/13.