ECLI:NL:OGEAA:2017:335

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 april 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
LAR nr. 928 en 929 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepschriften wegens gebrek aan bewijs van indiening

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben appellanten op 21 april 2016 beroepschriften ingediend tegen het uitblijven van een beslissing op hun bezwaarschriften van 3 december 2015. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. C.B.A. Coffie, stelden dat zij de bezwaarschriften via fax hadden verzonden, maar verweerder, de Minister van Infrastructuur, betwistte de ontvangst van deze documenten. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. V. Emerencia, voerde aan dat de bezwaarschriften niet zijn ontvangen of geregistreerd, waardoor er geen sprake kon zijn van een uitblijvende beslissing.

Tijdens de zitting op 5 december 2016 hebben de partijen hun standpunten toegelicht. De appellanten hebben faxverzendberichten overgelegd als bewijs van verzending, maar het gerecht oordeelde dat deze berichten onvoldoende bewijs boden. De rechter benadrukte dat het indienen van een bezwaarschrift via fax een toelaatbare wijze van indiening is, maar dat de risico's van deze methode voor rekening van de verzender komen. Aangezien de appellanten geen sluitend bewijs konden leveren dat de bezwaarschriften daadwerkelijk waren ontvangen, werd geconcludeerd dat de beroepen niet-ontvankelijk moesten worden verklaard.

De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 24 april 2017, waarbij het gerecht de beroepen niet-ontvankelijk verklaarde en geen grondslag voor proceskostenvergoeding aanwees. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 24 april 2017
LAR nr. 928 en 929 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

1.de rechtspersoon in oprichting Perserva Malmok,

2.[appellant sub 2],
3. [appellant sub 3],
4.[appellant sub 4],
5.[appellant sub 5],
gevestigd respectievelijk wonende in Aruba,
APPELLANTEN,
gemachtigde: de advocaat mr. C.B.A. Coffie,
gericht tegen:
de Minister van Infrastructuur,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Appellanten hebben op 21 april 2016 (pro-forma) beroepschriften bij dit gerecht ingediend tegen het uitblijven van een beslissing op hun bezwaarschriften van 3 december 2015.
Op 7 juni 2016 hebben appellanten een aanvulling op hun beroepschriften ingediend.
Op 29 juli 2016 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De beroepschriften zijn behandeld ter zitting van 5 december 2016, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
Uitspraak is nader bepaald op heden.
2.OVERWEGINGEN
2.1
Het beroep strekt ertoe de fictieve afwijzende beslissing op de bezwaren van appellanten d.d. 3 december 2015 te vernietigen en te bepalen dat verweerder een reële beslissing zal nemen op de bezwaarschriften, inhoudende volledige tegemoetkoming aan het verzoek van appellanten, zo nodig onder verbeurte van een dwangsom, kosten rechtens.
2.2
Verweerder heeft aangevoerd dat uit onderzoek bij de diverse diensten en instanties is gebleken dat de onderhavige - alleen via de fax ingediende - bezwaarschriften niet zijn ontvangen, althans niet zijn geregistreerd. Gelet hierop kan er geen sprake zijn van het uitblijven van een beslissing op voornoemde bezwaren en zijn appellanten niet-ontvankelijk in hun beroepen, aldus verweerder.
2.3
Appellanten hebben gesteld dat zij de bezwaarschriften op 3 december 2015 via de fax hebben verzonden. Zij hebben ter onderbouwing hiervan faxverzendberichten bijgevoegd met hierop aangegeven dat het bezwaarschrift behorende bij het beroepschrift geregistreerd onder LAR 928/2016, op 3 december 2015 naar faxnummers 5277164 en 5889069 is verstuurd, en dat het bezwaarschrift behorende bij het beroepschrift geregistreerd onder LAR 929/2016, op 3 december 2015 naar faxnummers 5834494 en 5889069 is verstuurd. Appellanten hebben zich ter zitting op het standpunt gesteld dat zij door het overleggen van deze faxverzendberichten voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij de bezwaarschriften op 3 december 2015 hebben ingediend bij de Dienst Infrastructuur en Planning en bij de Bezwaaradviescommissie van de Lar, en dat verweerder moet bewijzen dat de bezwaarschriften niet zijn ontvangen.
2.4
Het gerecht overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat appellanten de bezwaarschriften niet via het Bureau Interne Diensten (BID), zijnde de centrale postverwerkingsinstantie van de overheid, bij het betreffende bestuursorgaan hebben ingediend. Appellanten hebben dan ook geen kopie voorzien van een indieningsstempel kunnen overleggen als bewijs van indiening. Het indienen van een bezwaarschrift door middel van een faxbericht is op zichzelf aan te merken als een toelaatbare wijze van verzending. Volgens vaste jurisprudentie dienen de aan deze wijze van indiening verbonden risico’s evenwel voor rekening van de verzender te komen. Dat brengt met zich mee dat, mocht ontvangst door de geadresseerde ondanks zorgvuldig onderzoek niet bevestigd kunnen worden, het op de weg van verzender ligt de verzending aannemelijk te maken. In het onderhavige geval wordt de ontvangst van de bezwaarschriften via de fax op 3 december 2015 door verweerder betwist. Op de overgelegde faxverzendberichten staat vermeld dat verzending van 3 pagina’s heeft plaatsgevonden op 3 december 2015 om 9:03, 9:04, 9:06 en 9:08 uur. Deze faxverzendberichten geven weliswaar een indicatie van verzending, maar vormen geen sluitend bewijs. Immers, instellingen van een faxapparaat, zoals datum en tijd, kunnen op eenvoudige wijze worden gewijzigd en ingesteld op de gewenste datum en tijd. Daarmee is niet gezegd dat dit in dit geval is gebeurd, maar hieruit volgt wel dat dergelijke verzendberichten wat betreft bewijskracht niet gelijk kunnen worden gesteld aan een door het BID geplaatste stempel van indiening [1] .
2.5
Gelet op het bovenstaande kan derhalve niet worden aangenomen dat verweerder de bezwaarschriften heeft ontvangen, en kan dan ook geen sprake zijn van het uitblijven van een beslissing op enig bezwaarschrift van appellanten. De beroepen zullen derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen grondslag.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag, 24 april 2017, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).

Voetnoten

1.Zie uitspraak Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 22 december 2004, RvBAz 2004/21