ECLI:NL:OGEAA:2017:284

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
A.R. no. 2964 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake geldleningsovereenkomst en creditcardverplichtingen tussen Aruba Bank N.V. en gedaagde

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, heeft Aruba Bank N.V. (eiseres) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 2 december 2016 werd ingediend, gevolgd door een comparitie van partijen op 7 maart 2017. De eiseres vorderde betaling van verschillende bedragen die voortvloeien uit een geldleningsovereenkomst, een rekening-courantverhouding en een creditcardovereenkomst. De gedaagde erkende een deel van de vordering, maar betwistte de kosten die aan de creditcard waren verbonden, omdat zij de creditcard in augustus 2012 had ingeleverd en geen gebruik meer had gemaakt van de kaart.

De rechter beoordeelde de vorderingen en oordeelde dat de eiseres de gevorderde hoofdsommen en rente voldoende had onderbouwd, met uitzondering van bepaalde kosten die niet voldoende waren aangetoond. De rechter wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de eiseres niet had aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt. De rechter oordeelde dat de gedaagde, als grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten moest worden veroordeeld.

In de beslissing werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de hoofdsommen en rente, evenals de proceskosten aan de zijde van de eiseres. Het vonnis werd uitgesproken op 19 april 2017 door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 19 april 2017
Behorend bij A.R. no. 2964 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ARUBA BANK N.V.,
gevestigd te Aruba,
eiseres,
gemachtigde: mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:
Gedaagde,
wonende te Aruba,
gedaagde,
procederende in persoon.
1. DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 2 december 2016,
- het mondelinge antwoord ter rolle,
- de griffiersaantekeningen van de comparitie van partijen die heeft plaatsgevonden op 7 maart 2017, alwaar de gemachtigde van eiseres, samen met twee werknemers van eiseres, en tevens gedaagde in persoon is verschenen.
1.2 Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen partijen zijn een geldleningsovereenkomst, een rekening-courantverhouding en een overeenkomst m.b.t. een credit card tot stand gekomen.
2.2
Eiseres heeft gedaagde bij brief d.d. 29 augustus 2016 gesommeerd om tot betaling van Afl. 18.360,14 vermeerderd met rente en kosten uit hoofde van voornoemde overeenkomsten over te gaan.

3.DE VORDERING EN STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert dat het gerecht bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde veroordeelt om aan eiseres te voldoen:
- Afl. 8.656,86 uit hoofde van de geldleningsovereenkomst vermeerderd met 18% contractuele rente per jaar vanaf 24 augustus 2016 tot aan de dag van algehele voldoening,
- Afl. 58,24 uit hoofde van de rekening-courantverhouding vermeerderd met 18% contractuele rente per jaar vanaf 24 augustus 2016 tot aan de dag van algehele voldoening,
- US$ 5.276,57, althans de tegenwaarde daarvan in Arubaanse courant, vermeerderd met 18% contractuele rente per jaar vanaf 24 augustus 2016 tot aan de dag van algehele voldoening,
- Afl. 2.754,03 aan buitengerechtelijke incassokosten,
- kosten rechtens.
3.2
Eiseres stelt dat vordering opeisbaar is, aangezien gedaagde haar betalingsverplichtingen ondanks sommatie en aanmaning niet is nagekomen. De creditcardschuld is blijkens een ter comparitie door eisers verstrekt overzicht opgebouwd als volgt:
Beginning Balance as per 12-Aug-2012 up to 09-Feb-2017US$ 2.409,79
Balance Protection Fee 11-Sep-2012 up to 11-Nov-2012US$ 22,70
Paper Statement Fee 11-Sep-2012 up to 12-Aug-2016US$ 108,00
Fraud Protection Fee 12-Sep-2014US$ 24,00
Finance Charges 12-Sep-2012 up to 09-Feb-2017US$ 1.879,38
Annual Fee 12-Oct-2012US$ 50,00
Late Fee 12-Oct-2012 up to 11-Sep-2016US$ 960,00
TotalUS$ 5.453,87
Eiseres heeft ter comparitie de
Fraud Protection Fee, de
Annual Feeen de
Late Feeslaten varen en in zoverre haar eis verminderd, zodat ter zake de creditcardschuld nog een bedrag van US$ 4.419,87 wordt gevorderd per 9 februari 2017, te vermeerderen met rente.
3.3
Gedaagde erkent de vordering voor zover die betrekking heeft op de geldleningsovereenkomst (Afl. 8.656,86) en rekening-courantverhouding (Afl. 58,24). Zij erkent ook de
Beginning Balancead US$ 2.409,79 ter zake van de creditcard verschuldigd te zijn, maar betwist de vordering die betrekking heeft op de credit card voor wat betreft de kosten omdat eiseres de creditcard in augustus 2012 heeft ingenomen en zij geen gebruik meer heeft gemaakt van de creditcard.
4. DE BEOORDELING
4.1
Eiseres heeft de door haar gevorderde hoofdsom en rente voldoende onderbouwd, met uitzondering van de gevorderde
Balance Protection Feeen
Paper Statement Fee. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat partijen die kosten zijn overeengekomen, terwijl gedaagde daartegen gemotiveerd verweer heeft gevoerd. Deze kosten zijn ook niet terug te vinden in de ter comparitie overgelegde algemene voorwaarden ter zake van de creditcard. Gedaagde heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij de
Finance Chargesverschuldigd is, nu partijen die rente zijn overeengekomen en gedaagde de
Beginning Balance, die zij wel heeft erkend, al die tijd onbetaald heeft gelaten. De gevorderde hoofdsommen, die van de creditcard verminderd met de
Balance Protection Feeen de
Paper Statement Fee, en de gevorderde rente, die van de creditcard vanaf 9 februari 2017, liggen derhalve voor toewijzing gereed.
4.2
Het gerecht begrijpt het verweer van gedaagde aldus, dat zij het ook niet eens is met de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Eiseres heeft gesteld dat partijen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten (15%) zijn overeengekomen. In de geldleningsovereenkomst staat onder
Expensesslechts vermeld “(..)
including extra-judicial collection fees which may run up to fifteen percent(..)”. Hieruit volgt niet dat partijen zijn overeengekomen dat gedaagde 15% buitengerechtelijke incassokosten moet betalen. Het gaat om de daadwerkelijk gemaakte kosten, welke, zo daadwerkelijk gemaakt, in beginsel toewijsbaar zijn naar rato van 1 1/2 punt van het liquidatietarief. Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd gesteld dat zij daadwerkelijk buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier, voor welke verrichtingen de proceskostenveroordeling een vergoeding insluit. Het gerecht ziet in deze omstandigheden aanleiding de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af te wijzen.
4.3
Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij dient gedaagde veroordeeld te worden in de proceskosten die aan de zijde van eiseres zijn gevallen, welke kosten worden begroot op Afl. 750,00 aan griffiegeld, Afl. 396,71 aan oproepingskosten en Afl. 2.000,00 (2 punten bij tarief 4) aan gemachtigdensalaris.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht, recht doende:
5.1
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen het bedrag van Afl. 8.656,86 (uit hoofde van de geldleningsovereenkomst), te vermeerderen met 18% rente per jaar vanaf 24 augustus 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen het bedrag van Afl. 58,24 (uit hoofde van de rekening-courant verhouding), te vermeerderen met 18% rente per jaar vanaf 24 augustus 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen het bedrag van US$ 4.289,17 (uit hoofde van de creditcard overeenkomst), althans de tegenwaarde daarvan in Arubaanse courant, te vermeerderen met 18% rente per jaar vanaf 9 februari 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.4
veroordeelt gedaagde in de proceskosten gevallen aan de zijde van eiseres, tot op heden begroot op Afl. 750,00 aan griffiegeld, Afl. 396,71 aan oproepingskosten en Afl. 2.000,00 aan gemachtigdensalaris.
5.5
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 april 2017 in aanwezigheid van de griffier.