In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, hebben eisers, bestaande uit meerdere deelgenoten, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die ook deelgenoot is in een onroerend goed gelegen in San Nicolas. De eisers vorderen dat gedaagde hen rekenschap en verantwoording aflegt over de huurinkomsten van het appartement dat zij verhuurt, dat eigendom is van de gezamenlijke deelgenoten. De moeder van partijen heeft tot haar overlijden op 9 april 2015 in de woning gewoond, waarna gedaagde in de woning is blijven wonen en de huurinkomsten int. De procedure omvatte een comparitie van partijen op 10 januari 2017 en de uitwisseling van aktes. De eisers stellen dat gedaagde hen moet informeren over de ontvangen huurpenningen en de bestemming daarvan, terwijl gedaagde zich verzet tegen deze vordering en stelt dat zij recht heeft op een vergoeding voor het gebruik van de woning en de zorg voor de moeder.
De rechter heeft in zijn beoordeling artikel 3:172 en 3:173 van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking genomen, waarin de verplichtingen van deelgenoten met betrekking tot de vruchten van het gemeenschappelijke goed zijn vastgelegd. Gedaagde heeft voldoende rekening en verantwoording afgelegd over de huurinkomsten en de rechter oordeelt dat de vordering van eisers om meer informatie te ontvangen, niet kan worden toegewezen. De rechter wijst de vordering af wegens gebrek aan belang en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 19 april 2017 door mr. M. Schoemaker.