In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 18 april 2017, wordt een verzoek behandeld van de Voogdijraad tegen de vader met betrekking tot de betaling van kinderalimentatie voor twee minderjarigen. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 14 november 2016 is ingediend, gevolgd door een verweerschrift op 24 januari 2017. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde datum waren de vader, de moeder en vertegenwoordigers van de Voogdijraad aanwezig. De minderjarigen, geboren in 2001 en 2004, zijn erkend door de vader. De Voogdijraad verzoekt de vader om een maandelijkse bijdrage van Afl. 475 per kind, met ingang van 1 december 2016, op basis van zijn draagkracht. De vader heeft aangegeven dat hij al een bijdrage van Afl. 500 per maand levert en betwist de door de moeder opgevoerde kosten van de kinderen.
Het gerecht overweegt dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen, naar draagkracht. De hoogte van de kinderalimentatie wordt bepaald aan de hand van de kosten van verzorging en opvoeding en de draagkracht van beide ouders. Het gerecht stelt de behoefte van de minderjarigen vast op Afl. 810 voor de oudste en Afl. 850 voor de jongste, rekening houdend met bijkomende kosten zoals buitenschoolse activiteiten.
De draagkracht van de moeder, die ambtenaar is, wordt vastgesteld op Afl. 1.912,51 per maand na aftrek van haar noodzakelijke lasten. De vader heeft een netto inkomen van Afl. 3.926,27 per maand, met noodzakelijke lasten van Afl. 2.571,75, wat hem een resterend bedrag van Afl. 1.354,52 oplevert. Uiteindelijk bepaalt het gerecht dat de vader Afl. 405 voor de oudste en Afl. 425 voor de jongste per maand moet betalen, uitvoerbaar bij voorraad, en wijst het meer of anders verzochte af.