ECLI:NL:OGEAA:2017:269

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
19 april 2017
Zaaknummer
A.R. 681 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van een geldlening zonder bewijs

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiser E* betaling van Afl. 19.100,00 vermeerderd met buitengerechtelijke kosten van gedaagde G*. E* stelde dat hij G* Afl. 25.000,00 had geleend en dat er een rente van 20% per maand was overeengekomen. Tijdens de procedure werd E* opgedragen bewijs te leveren van de geldlening. E* bracht twee documenten in het geding, maar het Gerecht oordeelde dat deze documenten geen bewijs van de geldlening opleverden. E* verklaarde dat zijn administratie was gestolen, maar kon geen overtuigend bewijs overleggen dat G* daadwerkelijk geld had geleend.

Het Gerecht merkte op dat het eerste document een handgeschreven overzicht was zonder enige bevestiging van G* en dat het tweede document onduidelijk was over de aard van de betalingen. Bovendien werd opgemerkt dat E* mogelijk zonder vergunning geld uitleende aan derden, wat zou kunnen wijzen op ongeoorloofde woekerpraktijken in strijd met het Burgerlijk Wetboek. Uiteindelijk leidde dit alles tot de conclusie dat de vorderingen van E* werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

De uitspraak werd gedaan op 12 april 2017 door rechter mr. J. Sap, en de kosten werden begroot op Afl. 3.750,00 aan salaris van de gemachtigde van G*. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 12 april 2017
Behorend bij A.R. 681 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiser],
te Aruba,
hierna ook te noemen: E*,
gemachtigde: advocaat mr. M.O. Lopez,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
hierna ook te noemen: G*,
gemachtigde: advocaat mr. D.G. Kock.

1.HET VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het mondeling tussenvonnis van 5 december 2016;
- de akte van E*;
- de antwoordakte van G*;
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING VAN HET GESCHIL

2.1
E* vordert, na vermindering van eis, betaling van Afl. 19.100,00 vermeerderd met buitengerechtelijke kosten. Het Gerecht heeft bij mondeling tussenvonnis aan hem opgedragen te bewijzen dat hij Afl. 25.000,00 aan G* heeft geleend en dat 20% rente (per maand), althans rente, is overeengekomen.
2.2
Ter voldoening aan die bewijsopdracht heeft E* een tweetal stukken in het geding gebracht. Het eerste betreft een handgeschreven overzicht van de data waarop E* geld heeft uitgeleend aan G*. Die laatste heeft het bestaan van die geldleningen ontkend. Voor zover hij geld heeft geleend van E* is dat terugbetaald.
2.3
Ter zitting van 5 december 2016 heeft E* verklaard dat zijn administratie is gestolen. Het boek waarin de leningen en de betalingen zijn, is niet meer in zijn bezit. Hij produceert, zonder enige verdere toelichting, nu toch een (oncontroleerbaar) document waaruit zou moeten blijken dat G* op die data geld heeft geleend. Dit levert geen bewijs van de geldlening op, nu het kennelijk een stuk is dat (op enig moment) door E* is opgesteld en waaruit op geen enkele wijze de betrokkenheid van G* blijkt, laat staan dat daaruit blijkt dat die op deze data geld van E* heeft ontvangen.
2.4
Ook bij het tweede document stelt het Gerecht de nodige vraagtekens. In dit stuk wordt melding gemaakt van een bedrag van Afl. 45.000,00 waarop kennelijk betalingen hebben plaatsgevonden. In dat document staat echter vermeld dat het om rente gaat van Afl. 45.000,00. Kennelijk hebben daarop betalingen plaatsgevonden. Dit enorme bedrag aan rente is kennelijk ontstaan door het berekenen van 20% rente per maand, zoals door E* ter zitting is verklaard. Ook hieruit kan dus geen bewijs van de geldlening worden gehaald.
2.5
E* biedt thans bewijs aan van de overhandiging van de letra de cambio en wenst daartoe zijn echtgenote te horen. Dat aanbod wordt verworpen. E* heeft immers al gesteld dat de letra de cambio niet is overhandigd bij het ontstaan van de schuld. Het vaststellen van de overhandiging levert dan ook geen verder bewijs op.
2.6
Daarnaast merkt het Gerecht op E* er kennelijk een beroep van maakt om geld uit te lenen aan derden. Het Gerecht leidt dit af uit het gegeven dat hij ter zake geldlening meerdere procedures bij het Gerecht aanhangig heeft gemaakt. Gesteld noch gebleken is dat E* over een vergunning daartoe beschikt, of dat hij daarvan is vrijgesteld. Het ongecontroleerd beroepshalve uitlenen van geld en het bedingen van een rente van 20% per maand lijkt op ongeoorloofde woekerpraktijken en mogelijke strijd met art. 3:40 BW.
2.7
Het bovenstaande leidt ertoe dat het Gerecht de vorderingen van E* zal afwijzen, met veroordeling van E* in de kosten van het geding, gebaseerd op 3 salarispunten.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt E* in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van G* worden begroot op Afl. 3.750,00 aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de kostenveroordeling in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 12 april 2017 in aanwezigheid van de griffier.