ECLI:NL:OGEAA:2017:221

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 maart 2017
Publicatiedatum
3 april 2017
Zaaknummer
E.J. 2677 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van ontslag en aansprakelijkheid voor arbeidsongeval in de schoonmaakbranche

In deze zaak heeft verzoekster, werkzaam als schoonmaakster bij Instituto Medico San Nicolas (IMSAN), een verzoek ingediend tegen haar werkgever wegens onrechtmatig ontslag en aansprakelijkheid voor een bedrijfsongeval. Verzoekster was sinds 1 juni 2005 in dienst bij IMSAN en meldde zich op 20 januari 2014 arbeidsongeschikt. IMSAN heeft haar loon gedurende het eerste jaar volledig en het tweede jaar voor 80% doorbetaald. Op 11 december 2015 heeft IMSAN de arbeidsovereenkomst opgezegd, met als reden de langdurige arbeidsongeschiktheid van verzoekster. Verzoekster heeft hiertegen geprotesteerd en stelt dat er sprake was van een arbeidsongeval op 18 januari 2014, wat haar ontslag onrechtmatig zou maken.

Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft de procedure behandeld en de standpunten van beide partijen gehoord. Verzoekster verzocht om een verklaring voor recht dat het ontslag onrechtmatig was en dat IMSAN aansprakelijk was voor het bedrijfsongeval. IMSAN heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het Gerecht oordeelde dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst op regelmatige wijze heeft plaatsgevonden en dat IMSAN haar verplichtingen als werkgever is nagekomen. Het Gerecht verwierp het ontvankelijkheidsverweer van IMSAN en concludeerde dat verzoekster onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat er sprake was van een arbeidsongeval.

Uiteindelijk heeft het Gerecht het verzoek van verzoekster afgewezen en haar in de kosten van de procedure veroordeeld. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. J. Sap op 28 maart 2017.

Uitspraak

Beschikking van 28 maart 2017
Behorend bij E.J. 2677 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoekster],
te Aruba,
hierna ook te noemen: verzoekster,
gemachtigde: advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
INSTITUTO MEDICO SAN NICOLAS,
te Aruba,
hierna ook te noemen: IMSAN,
gemachtigde: advocaat mr. M.H.J. Kock.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van verzoekster;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van IMSAN;
- de behandeling ter zitting van 14 februari 2017 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Verzoekster is sedert 1 juni 2005 in dienst bij IMSAN in de functie van schoonmaakster tegen een salaris van laatstelijk Afl. 1.995,00 bruto per maand.
2.2
Op 20 januari 2014 heeft verzoekster zich arbeidsongeschikt gemeld bij IMSAN en de SVB. Die laatste heeft deze datum ook in haar administratie verwerkt. Verzoekster heeft daarna geen werkzaamheden meer voor IMSAN verricht. IMSAN heeft het loon van verzoekster gedurende het eerste jaar volledig en gedurende het tweede jaar voor 80% doorbetaald.
2.3
Bij brief van 11 december 2015 heeft IMSAN de arbeidsovereenkomst met verzoekster wegens voortdurende arbeidsongeschiktheid opgezegd tegen 1 mei 2016. Tegen deze opzegging heeft verzoekster geprotesteerd bij brief van 4 februari 2016.
2.4
Ter zake haar gezondheidsklachten is verzoekster gedurende geruime tijd na haar uitval van haar werk onder behandeling geweest van een neuroloog en neurochirurg. Op 18 januari 2014 zijn foto’s van haar rug gemaakt. In het door Verzoekster overgelegde verslag is onder meer te lezen:
“reason for exam: pain.
comparison: non
Moderately severe degenerative changes are seen throughout the posterior elements L2-S1 with diffuse mild to moderate disc space narrowing and marked disc space narrowing at L2-L3 L3-L4 and to a lesser extend at L5-S1….
There is no evidence of fracture or destructive process. The adjacent soft tissues are normal.
Impression: Extensive degenerative changes posterior elements with diffuse degenerative disc disease…”.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Verzoekster verzoekt, samengevat, een verklaring voor recht dat het ontslag door IMSAN jegens haar onrechtmatig is geweest en dat IMSAN gehouden is tot doorbetaling van loon en wedertewerkstelling; dat IMSAN aansprakelijk is voor een bedrijfsongeval op 18 januari 2014; betaling van het verschil tussen het volledige loon en 80% daarvan zoals door IMSAN gedurende het tweede jaar aan haar is betaald, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2
Verzoekster grondt het verzoek erop dat op 18 januari 2014 sprake is geweest van een incident dat als bedrijfsongeval moet worden aangemerkt. Dit heeft tot ernstige medische gevolgen bij verzoekster geleid. Wel is zij, volgens eigen zeggen, inmiddels in staat om haar werk te hervatten.
3.3
IMSAN heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4
Het Gerecht zal hierna op de standpunten van partijen, waar nodig, nader ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het ontvankelijkheidsverweer van IMSAN wordt verworpen, nu verzoekster binnen de termijn van zes maanden na de ontslagdatum (1 mei 2016) onderhavige procedure is gestart.
4.2
Verzoekster legt in feite twee vragen aan het Gerecht voor. De eerste betreft de onrechtmatigheid van het ontslag, dat het Gerecht overigens tevens zal opvatten als een beroep op de kennelijke onredelijkheid van het ontslag, en de tweede is de aansprakelijkheid van IMSAN voor een bedrijfsongeval op 18 januari 2014. Deze vragen houden verband met elkaar.
4.3
Ten aanzien van de verzoeken van verzoekster overweegt het Gerecht dat de opzegging op zich op regelmatige wijze heeft plaatsgevonden. Dat is door verzoekster ook niet bestreden. De opzegging door IMSAN kenmerkt zich voorts door een beëindiging na langdurige arbeidsongeschiktheid van verzoekster, waarbij IMSAN gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid haar verplichtingen als werkgever is nagekomen. In beginsel is zo’n opzegging dan niet kennelijk onredelijk, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Hierbij kan worden gedacht aan een oorzakelijk verband tussen de arbeidsongeschiktheid van verzoekster en het door haar gestelde arbeidsongeval. Op haar rust dan wel de bewijslast van dat causale verband. (vgl HR 10 februari 2012, LJN BU 5620, JAR 2012, 73).
4.4
Voor wat betreft het arbeidsongeval heeft verzoekster slechts gesteld dat er sprake is geweest van een “incident” op 18 januari 2014, zonder dat ook maar enigszins uit te werken. Haar rug schoot kennelijk “op slot” en zij is naar een arts gebracht. Dat laatste lijkt te kloppen met de op 18 januari 2014 gemaakte foto’s. Daarop kan echter niet worden gebaseerd dat sprake was van een arbeidsongeval, nu uit die berichtgeving is af te leiden dat sprake was van slijtage-achtige klachten en juist een breuk of trauma niet aanwezig wordt geacht. Ook overigens heeft verzoekster geen feitelijke informatie verschaft, hetgeen van haar onder deze omstandigheden, namelijk een beroep op een arbeidsongeval dat ruim 2 jaren geleden zou hebben plaatsgevonden, wel had mogen worden verwacht. Het enkele feit dat verzoekster is uitgevallen met rugklachten levert immers nog geen arbeidsongeval op, laat staan een schending van de zorgplicht zoals bedoeld in art. 7A:1614X BW.
4.5
Dit leidt ertoe dat het Gerecht het bestaan van een arbeidsongeval niet aannemelijk acht en dat het ook geen reden is om verzoekster tot een bewijsopdracht daaromtrent toe te laten. Daarvoor heeft zij te weinig gesteld.
4.6
In deze situatie blijft over het gegeven dat het ontslag heeft plaatsgevonden na twee jaren onafgebroken arbeidsongeschiktheid van verzoekster. Gedurende die periode heeft IMSAN haar betaald overeenkomstig de op haar rustende verplichting. Dat verzoekster weer arbeidsgeschikt zou zijn en om die reden het ontslag zou moeten worden aangetast, stuit af op het gegeven dat uit de door IMSAN overgelegde documentatie van het SVB van 22 januari 2016 blijkt dat de reden van beëindiging van het ziekengeld niet gelegen is in haar herstel, maar in het feit dat haar arbeidsongeschiktheid twee jaren heeft geduurd. Dat IMSAN enige andere verplichting heeft geschonden is door verzoekster niet aangevoerd. Een en ander leidt ertoe dat het ontslag niet kennelijk onredelijk is en bijgevolg ook niet onrechtmatig.
4.7
De verzoeken van verzoekster zullen dus worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal zij in de kosten worden veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
wijst het verzoek af;
veroordeelt verzoekster in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van IMSAN worden begroot op Afl. 2.500,00 aan salaris van de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 28 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.