ECLI:NL:OGEAA:2017:194

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 maart 2017
Publicatiedatum
21 maart 2017
Zaaknummer
A.R. 324 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met motorfiets en aansprakelijkheid van de verzekeraar

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een verkeersongeval dat plaatsvond op 21 januari 2011. [Eiser], bestuurder van een motorfiets, kwam in botsing met een personenauto bestuurd door [gedaagde]. De auto was verzekerd bij Treston Insurance Company N.V. [Eiser] vordert een verklaring voor recht dat [gedaagde] volledig aansprakelijk is voor het ongeval en dat Treston en [gedaagde] hoofdelijk moeten worden veroordeeld tot schadevergoeding. De vordering is gebaseerd op de stelling dat [gedaagde] in overwegende mate verwijtbaar is voor het ongeval, wat heeft geleid tot letsel bij [eiser].

De procedure omvatte verschillende stukken, waaronder verzoekschriften en conclusies van antwoord. Treston en [gedaagde] hebben verweer gevoerd, onder andere met het argument dat de vordering is verjaard op basis van de Landsverordening Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen. Het Gerecht overweegt dat de verjaringstermijn niet is verstreken, omdat er geen duidelijke afbreking van onderhandelingen door de verzekeraar heeft plaatsgevonden.

Het Gerecht heeft een bewijsopdracht verstrekt aan beide partijen om nadere duidelijkheid te krijgen over de toedracht van het ongeval. [Eiser] moet bewijzen dat hij de ononderbroken streep niet heeft overschreden en dat hij zijn voorlicht heeft geknipperd, terwijl Treston en [gedaagde] moeten bewijzen dat [eiser] geen licht voerde ten tijde van het ongeval. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere bewijslevering.

Uitspraak

Vonnis van 1 maart 2017
Behorend bij A.R. 324 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISER],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: advocaat mr. M.O. Lopez,
tegen:
de naamloze vennootschap
TRESTON INSURANCE COMPANY N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Treston,
gemachtigde: advocaat mr. D.C.A. Crouch,
en
[GEDAAGDE]
te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: advocaat mr. J.S. Croes.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 17 februari 2016;
- de conclusies van antwoord van Treston en [gedaagde] van 31 augustus 2016;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de comparitie van partijen op 28 oktober 2016;
- de akte overlegging bewijs zijdens [eiser] d.d. 1 november 2016;
- de aanvullende akte bewijs van [eiser] d.d. 23 november 2016;
- de contra aktes van Treston en [gedaagde] van 11 januari 2017.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 21 januari 2011 omstreeks 19.55 uur raakte [eiser] als bestuurder van een motorfiets betrokken bij een verkeersongeval met een personenauto, bestuurd door [gedaagde]. De auto van [gedaagde] was tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Treston tot een bedrag van Afl. 150.000,-. Bij het ongeval is [eiser] gewond geraakt.
2.2
In het mutatierapport van de politie staat als korte omschrijving van het betreffende ongeval vermeld dat [eiser] en [gedaagde] ten tijde van het ongeval in oostelijke richting over de hoofdverkeersweg van Oranjestad naar San Nicolas reden en dat [eiser] enkele auto’s ging inhalen. Ter hoogte van Pos Chiquito is de rijbaan door een ononderbroken streep in rijstroken verdeeld in de rijrichting van [gedaagde] en [eiser]. Tijdens het langsrijden van [eiser] met zijn motorfiets, wilde [gedaagde] een ander motorrijtuig dat voor hem reed inhalen en botste tegen de inhalende motorfiets van [eiser].
2.2
Als gevolg van het ongeval heeft [eiser] klachten aan zijn linker enkel gehouden. In latere rapportages is ook opgenomen dat hij rugklachten heeft. Beide hinderen hem in het verrichten van arbeid en in zijn normale bezigheden.
2.3
[eiser] heeft op 12 oktober 2012 een kort geding aanhangig gemaakt tegen (onder andere) Treston tot verstrekking van een voorschot. Die procedure is geëindigd in een vonnis van 12 december 2012, waarbij de vordering van [eiser] (voor zover thans van belang) is afgewezen.
2.4
Na de beslissing in dit kort geding hebben partijen geen nieuwe onderhandelingen gevoerd.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1[
[eiser] vordert (samengevat) een verklaring voor recht dat [gedaagde] volledig aansprakelijk is voor het ongeval en dat gedaagden hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot vergoeding van zijn schade, op te maken bij staat en tot betaling van een voorschot op die schade ten belope van Afl. 50.000,- vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en onder veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure.
3.2[
[eiser] grondt de vordering erop dat [gedaagde] in overwegende mate een verwijt te maken valt van het ongeval op 21 januari 2011 en mitsdien gehouden is de schade volledig te vergoeden. Die schade bestaat volgens [eiser] uit verlies van inkomen, medische kosten en kosten die verband houden met zijn beperkingen. Daarnaast maakt hij aanspraak op smartengeld.
3.3
Treston en [gedaagde] hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4
Op de standpunten van partijen gaat het Gerecht hieronder, waar nodig, nader in.

4.DE BEOORDELING

4.1
Verjaring:
4.1.1
Treston en [gedaagde] hebben als eerste verweer aangevoerd dat de vordering jegens hen is verjaard. Zij hebben zich daarbij beroepen op art. 9 Landsverordening Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (LAM). In dat artikel is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
1
. Iedere uit deze landsverordening voortvloeiende rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekeraar verjaart door verloop van drie jaar, te rekenen vanaf de dag van het ontstaan van het feit waaruit de schade is ontstaan.
2. Handelingen die de verjaring van de rechtsvordering van een benadeelde tegen een verzekerde stuiten, stuiten tevens de verjaring van de rechtsvordering van die benadeelde tegen de verzekeraar. Handelingen die de verjaring van de rechtsvordering van een benadeelde tegen de verzekeraar stuiten, stuiten tevens de verjaring van de rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekerden.
3. De verjaring wordt ten opzichte van een verzekeraar gestuit door iedere onderhandeling tussen de verzekeraar en de benadeelde. Een nieuwe termijn van drie jaar begint te lopen, te rekenen van het ogenblik waarop een van de partijen bij deurwaardersexploot of aangetekende brief aan de andere partij heeft kennisgegeven dat zij de onderhandelingen afbreekt.
4.1.2
Treston en [gedaagde] hebben (in de kern) gesteld dat na de uitspraak van 12 december 2012 in het kort geding tegen (onder andere) Treston het langer dan drie jaren heeft geduurd voordat [eiser] zich weer bij Treston meldde - middels onderhavige vordering. Hiermee is volgens Treston en [gedaagde] de zaak tegen hen verjaard. Omtrent dit verweer overweegt het Gerecht het volgende.
4.1.3
In een reeks van arresten heeft het BeneluxGerechtshof (9 juli 1981, NJ 1982, 253; 5 juli 1985, NJ 1986/2, m.nt. G; 20 oktober 1989, NJ 1990/660 m.nt. CJHB) zich uitgelaten over de strekking van de werking van de (Nederlandse) equivalente bepaling, art. 10 Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM). Op basis van deze arresten is bepalend dát onderhandelingen plaatsvonden en dat een verzekeraar ondubbelzinnig te kennen heeft gegeven die af te breken. Alleen indien de verzekeraar op een schademelding van de benadeelde in het geheel niet reageert of daarop ondubbelzinnig in volstrekt afwijzende zin aan de benadeelde bericht, dient de laatste binnen drie jaar na het ongeval tegen de verzekeraar een rechtsvordering tot vergoeding van de geleden schade in te stellen, wil hij zijn eigen recht ex art. 6 WAM jegens de verzekeraar niet verspelen. Elke andere reactie van de WAM-verzekeraar heeft tot gevolg, dat de verjaringstermijn ex art. 10, eerste lid wordt gestuit en dat een nieuwe termijn van drie jaar eerst begint te lopen vanaf het moment waarop de verzekeraar aan de benadeelde op de in art. 10, derde lid aangegeven wijze kennis heeft gegeven, dat hij de onderhandelingen afbreekt. De Arubaanse regeling wijkt inhoudelijk niet af van deze Nederlandse bepaling.
4.1.4
Kenmerkend voor onderhavig geschil is dat Treston zich niet op het standpunt heeft gesteld dat zij niet tot (verdere) schadevergoeding is gehouden én dat op de in art. 9 lid 3 LAM voorgeschreven wijze aan [eiser] kenbaar heeft gemaakt. Er is slechts sprake van een langdurig stilzitten aan de zijde van [eiser]. Het enkele feit dat het langer dan drie jaren duurt voordat [eiser] (opnieuw) in actie komt is echter onvoldoende om te kunnen concluderen tot verjaring. (Hierbij wijst het Gerecht erop dat in de uitspraak die leidde tot BenGH 5 juli 1985 de benadeelde vier jaren liet verstrijken voordat hij reageerde op een brief van de verzekeraar.) Indien een verzekeraar, en in zijn kielzog de verzekerde, de verjaringstermijn een aanvang wil doen nemen, dient zij dit te doen door de onderhandelingen af te breken en zulks expliciet op de voorgeschreven wijze mee te delen. Nu hiervan geen sprake is geweest, is de vordering van [eiser] niet verjaard. Bij deze stand van zaken behoeft de vraag of Treston de brief van de gemachtigde van [eiser], gedateerd 12 mei 2014, heeft ontvangen, geen beantwoording meer.
4.2 Toedracht
4.2.1
Ten aanzien van de toedracht van het ongeval van 21 januari 2011 overweegt het Gerecht het volgende.
Het ongeval vond plaats op de doorgaande weg van Oranjestad naar San Nicolas ter hoogte van Pos Chiquito 21-H omstreeks 19.55 uur, zijnde tijdens duisternis. Op het moment dat [eiser] het voertuig van [gedaagde] inhaalde was, blijkens het door de KPA opgemaakte ongevalsrapportage, de weg voorzien van een ononderbroken streep (dat een verbod inhoud dit met enig deel van het voertuig te overschrijden (art. 9 Landsbesluit verkeersregels (AB 1999, 39)) en waren beiden het bord F1 gepasseerd dat (blijkens bijlage II van de “Regeling verkeersaanwijzingen en -borden” van 18 januari 2000 no. 1 (AB 2000, no. 10)) inhoudt een “Verbod voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen om elkander onderling in te halen”. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat hij op het moment dat hij ging inhalen er sprake was van een file van auto’s en dat hij die wilde passeren.
4.2.2
[eiser] heeft voorts gesteld dat hij op zijn eigen weghelft is gebleven, wat door [gedaagde] en Treston is ontkend. Verder heeft [eiser] aangevoerd dat hij het voorlicht van zijn motor liet knipperen om het verkeer op hem opmerkzaam te maken. Ook dit is door [gedaagde] en Treston ontkend, evenals de stelling dat [eiser] met een snelheid van circa 65 km/uur reed. Volgens [gedaagde] was dat veel sneller. [gedaagde] heeft in een schriftelijke verklaring aan Treston van 24 januari 2011 verklaard dat hij zelf tussen de 50 en 60 km/uur reed en een busje voor hem wilde inhalen. Hij heeft gesteld nog in zijn spiegel te hebben gekeken en niets te hebben gezien. Op het moment dat hij ging inhalen, botste [eiser] in de zijkant van zijn auto. Volgens [gedaagde] voerde [eiser] geen licht. Dat laatste is door [eiser] weersproken.
4.2.3
Nu over de toedracht nadere duidelijkheid dient te komen, zal het Gerecht aan beide partijen een bewijsopdracht verstrekken, die verder zicht kan geven op de mate van verwijtbaarheid aan het ongeval. Het Gerecht zal aan Treston en [gedaagde] geen bewijs opdragen over de “veel hogere snelheid” van [eiser], dan 65 km/uur. Het betrof een ongeval buiten de bebouwde kom waar in beginsel een snelheid van 80 km/uur is toegestaan. Er is door Treston en [gedaagde] niets concreets gesteld over de snelheid van [eiser], noch over de toelaatbaarheid van de door [eiser] aangehouden snelheid. Aan een bewijsopdracht op dit punt komt het Gerecht dan ook niet toe.
4.2.4
De zaak zal naar de rol worden verwezen voor een akte aan de zijde van beide partijen (P1), waarbij zij zich kunnen uitlaten over de vraag of, en op welke wijze, zij bewijs willen leveren. Omdat de eventueel voor te brengen getuigen over verschillende bewijsthema’s mogelijk iets kunnen verklaren, zal het Gerecht uit praktische overwegingen getuigen in beide opdrachten gelijktijdig horen.
4.2.5
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
laat [eiser] toe tot het bewijs dat hij op het moment vóór het ongeval op 21 januari 2011 de ononderbroken streep ter hoogte van de ongevalslocatie niet heeft overschreden en dat hij bij het inhalen van de voertuigen met zijn voorlicht heeft geknipperd;
laat Treston en [gedaagde] toe tot het bewijs dat [eiser] ten tijde van het ongeval op 21 januari 2011 geen licht voerde;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 29 maart 2017 voor een akte aan de zijde van beide partijen (P1) over de wijze waarop zij bewijs willen leveren;
wijst partijen erop dat, indien zij bewijs door getuigen wensen te leveren, zij de personalia dienen op te geven, alsmede de verhinderdata;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.