ECLI:NL:OGEAA:2017:18

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 januari 2017
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
E.J. 2683 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst met werknemer op basis van bedrijfseconomische redenen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap Louis Vuitton (Aruba) N.V. en een werkneemster, aangeduid als G*. Louis Vuitton verzocht om de arbeidsovereenkomst met G* te ontbinden op basis van bedrijfseconomische redenen, omdat de verkoopcijfers van de winkel achterbleven bij de doelstellingen die door de moederorganisatie waren opgelegd. G* was sinds 21 augustus 2007 in dienst en was een van de drie werknemers die het meest achterbleven bij hun omzetdoelstellingen. De Directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek had eerder toestemming voor het ontslag geweigerd, omdat Louis Vuitton niet had aangetoond in een zwakke financiële positie te verkeren.

Tijdens de procedure heeft Louis Vuitton betoogd dat de arbeidsovereenkomst met G* moest eindigen vanwege de noodzaak om kosten te besparen. G* voerde verweer en stelde dat Louis Vuitton onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een noodzaak tot beëindiging van haar dienstverband. Het gerecht oordeelde dat Louis Vuitton niet voldoende had onderbouwd dat de arbeidsovereenkomst met G* billijkheidshalve moest eindigen. Het gerecht wees erop dat Louis Vuitton niet had aangetoond dat G* tijdig op de hoogte was gesteld van de gevolgen van haar verkoopprestaties en dat zij niet had aangetoond dat G* recentelijk was begeleid bij het verbeteren van haar prestaties.

Uiteindelijk heeft het gerecht het verzoek van Louis Vuitton afgewezen en de vennootschap veroordeeld in de proceskosten van G*. De rechter benadrukte dat G* bereid was om te overleggen over een gedeeltelijk prestatiegebonden salaris en werktijdverkorting, wat aantoont dat zij niet halsstarrig vasthield aan haar rechten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 10 januari 2017
Behorend bij E.J. 2683 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
LOUIS VUITTON (ARUBA). N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Louis Vuitton,
gemachtigde: de advocaat mr. K. de l’Isle,
tegen:
[naam],
te Aruba,
hierna ook te noemen: G*,
gemachtigde: de advocaat mr. P.J. van der Biezen.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van Louis Vuitton;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van G*;
- de behandeling ter zitting van 7 december 2016 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Louis Vuitton exploiteert een detailhandel in mode en accessoires. G*, geboren [geboortedatum], is werkzaam als ‘client advisor’. Zij werkt sinds 21 augustus 2007 voor Louis Vuitton.
2.2
Louis Vuitton heeft 9 werknemers in dienst: 1 store manager, 1 expert client advisor en 7 client advisors [1] .
2.3
De daadwerkelijke verkoopcijfers van de winkel blijft achter bij de (door de moederorganisatie opgelegde) doelstelling. G* is een van drie werknemers die in sterkere mate achterblijven bij hun respectieve doelstelling dan de andere verkoopsters. G* en de twee verkoopsters waar dat ook voor geldt, zijn het langst in dienst van Louis Vuitton.
2.4
Louis Vuitton wenst de arbeidsovereenkomst met drie verkoopsters, waaronder G*, te beëindigen.
2.5
Bij beschikking van 7 oktober 2016 heeft de Directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek de toestemming tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met G* geweigerd. De Directeur overwoog daartoe:
dat de aangevoerde reden van de ontslagaanvrage inhoudt, bedrijfseconomische redenen met name afname bedrijvigheid, dat de werkgever niet heeft kunnen aantonen dat hij in een zwakke financiële positie verkeert en dat die positie met zich meebrengt dat het ontslag van de werkneemster noodzakelijk is en dat een tijdelijke overbrugging van de moeilijkheden niet mogelijk is, dat het opmerkelijk is dat een bedrijf dat in een financieel zwakke positie verkeert, overgaat tot het uitkeren van dividend aan haar aandeelhouders, dat de selectiecriteria die de werkgever heeft gebruikt om de werkneemster voort te dragen voor ontslag niet voldoende overtuigend is, dat aan de hand van de overgelegde stukken niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat van de werkgever in het onderhavige geval niet kan worden gevergd om het dienstverband met de werknemer te laten voortduren.

3.HET VERZOEK EN HET VERWEER

3.1
Louis Vuitton verzoekt het gerecht om de arbeidsovereenkomst met G* met onmiddellijke ingang te ontbinden op grond van gewichtige redenen, onder toekenning van een billijke vergoeding, met compensatie van de proceskosten.
3.2
Louis Vuitton grondt het verzoek, samengevat, erop dat bedrijfseconomische omstandigheden noodzakelijk maken om op de kosten te besparen en daarom de arbeidsovereenkomst met drie werknemers, waaronder G*, die het verst achterblijven bij hun omzetdoelstelling moet worden beëindigd.
3.3
G* voert gemotiveerd verweer dat voor zover voor de beslissing van belang hieronder zal worden besproken en vordert veroordeling van Louis Vuitton tot vergoeding van de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of sprake is van zodanige verandering van omstandigheden dat de dienstbetrekking met G* billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen als bedoeld in artikel 7A:1615w BW.
4.2
De verandering van omstandigheden schuilt volgens Louis Vuitton daarin dat over de jaren 2013 tot en met 2015 de winst is gedaald en over 2016 de winststijging alleen wordt veroorzaakt door kostenbesparing op een aantal andere posten.
4.3
Volgens G* heeft een andere werknemer na de ontslagvergunningsprocedure bij de Directie Arbeid en Onderzoek zelf het dienstverband met Louis Vuitton verbroken. In zoverre heeft zich dus al een kostenbesparing voor Louis Vuitton voorgedaan. G* wijst er verder op dat, niettegenstaande de stellingen van Louis Vuitton omtrent de financiële noodzaak van kostenbesparing, in 2014 nog 2 miljoen US$ aan dividend is uitgekeerd en in 2015 nog eens bijna 2 miljoen US$. Louis Vuitton heeft verder onlangs een nieuw langdurig huurcontract gesloten voor een aanzienlijk hogere huurprijs van bijna US$ 30.000, per maand (een stijging met circa US$ 10.000,).
4.4
Het gerecht is van oordeel dat door Louis Vuitton onvoldoende gemotiveerd gesteld is dat de arbeidsovereenkomst met G* billijkheidshalve moet eindigen.
4.5
Voorop staat dat van een noodzaak om de arbeidsovereenkomst met G* op bedrijfseconomische gronden te beëindigen niet is gebleken. Aan Louis Vuitton kan worden toegegeven, dat het een legitiem doel van Louis Vuitton om haar onderneming winstgevender en slagvaardiger te maken maar dat rechtvaardigt zonder nadere, niet voldoende toegelichte, omstandigheden niet dat de arbeidsovereenkomst met G* dus moet worden beëindigd.
4.6
Anders dan Louis Vuitton aanvoert spreken de cijfers naar oordeel van het gerecht geen klare taal. Zo heeft Louis Vuitton niet voldoende duidelijk gemaakt hoe precies de ‘target’ van G* tot stand is gekomen. Dat G* zich niet tegen die ‘target’ heeft verzet is daarbij niet doorslaggevend. Niet gesteld is immers dat G* toen duidelijk is gemaakt dat het niet halen van haar ‘targets’, althans het in verhouding tot andere werknemers in dit opzicht slechter presteren, tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou kunnen leiden. Ter zitting heeft G* bovendien omstandig duidelijk gemaakt, dat zich zij niet alleen op de verkoop van producten richt maar, ten opzichte van de verkoopsters waarvan Louis Vuitton overeenkomst niet wil ontbinden, mee bezighoudt met administratie en het zorgen voor ‘after sales’ service, zoals reparaties, inventarisatie, het benaderen van vaste klanten en andere, voor het goede functioneren van de onderneming, belangrijke werkzaamheden die zich niet vertalen in directe, tot G* herleidbare, omzet.
4.7
Door Louis Vuitton is verder niet duidelijk gemaakt dat en hoe zij G* tijdig ervan in kennis heeft gesteld dat de omzetcijfers van G*, mede in verhouding tot de ‘target’ van G* en de andere werknemers, doorslaggevend zouden zijn bij de beslissing om de arbeidsovereenkomst met G* te beëindigen. G* heeft daardoor niet de tijd gehad de bakens te verzetten en zich meer – mogelijk ten koste van haar collega’s – op het verkopen van producten te concentreren.
4.8
Evenmin heeft Louis Vuitton gemotiveerd aangegeven dat en hoe zij G* recent heeft begeleid bij het verbeteren van haar verkoopprestaties.
4.9
Daar komt bij dat G* nu juist een van de werknemers is die het langst in dienst van Louis Vuitton is.
4.1
G* houdt ten slotte niet halsstarrig vast aan haar verkregen rechten. Als goed werknemer is G* bereid om te praten over een gedeeltelijk prestatie gebonden salaris. Verder is G* bereid te overleggen over werktijdverkorting voor alle werknemers, met daaraan gekoppeld uiteraard en lager salaris.
4.11
Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek zal worden afgewezen. Als de in het ongelijk te stellen partij zal Louis Vuitton de proceskosten van G* moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK:

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af;
veroordeelt Louis Vuitton in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van G* worden begroot op Afl. 2.500, aan salaris van de gemachtigde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 10 januari 2017 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.verkoopster