ECLI:NL:OGEAA:2017:169

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 maart 2017
Publicatiedatum
17 maart 2017
Zaaknummer
EJ nr. 661 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag en omgangsregeling voor minderjarige na verzoek van de vader

In deze zaak heeft de vader, wonende in Aruba, verzocht om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind met de moeder, eveneens wonende in Aruba. De procedure is gestart na een eerdere beschikking van 31 mei 2016, waarin de Voogdijraad was verzocht om onderzoek te doen naar de sociale omstandigheden van de partijen. Dit onderzoek resulteerde in een rapport van 17 augustus 2016, waarin werd geadviseerd om het gezag gezamenlijk te belasten, omdat er geen onaanvaardbaar risico zou zijn dat het kind klem zou raken tussen de ouders. Tijdens de zitting op 14 maart 2017 heeft de moeder echter aangegeven dat zij het niet eens is met dit advies en dat zij het eenhoofdig gezag wil behouden, uit vrees dat de vader misbruik zal maken van het gezag.

Het gerecht heeft de argumenten van de moeder overwogen, maar concludeert dat er geen voldoende onderbouwing is voor haar vrees. De communicatie tussen de ouders is verbeterd en zij zijn bereid om samen te werken in het belang van de minderjarige. Het gerecht oordeelt dat het in het belang van het kind is dat beide ouders gezamenlijk met het gezag worden belast. Daarnaast is er een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader en de minderjarige op bepaalde momenten samen tijd doorbrengen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Beschikking van 14 maart 2017
Behorend bij EJ nr. 661 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[naam vader],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
in persoon,
tegen
[naam moeder],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes.
Belanghebbende:
[naam minderjarige], de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van 31 mei 2016, waarbij de Voogdijraad is verzocht ten aanzien van het verzoek om gezagswijziging en bepaling van een omgangsregeling, onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen en daarover rapport uit te brengen. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het rapport van de Voogdijraad van 17 augustus 2016;
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 18 oktober 2016, waaruit blijkt dat de vader in persoon en de moeder in persoon bijgestaan door haar gemachtigde zijn verschenen, en dat namens de Voogdijraad aanwezig waren mevrouw A. Flanders en mevrouw G. Maldonado.
De uitspraak is hierna nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Het ouderlijk gezag

2.1
Aan de orde is het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarige te worden belast.
2.2
Uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag welke gezagsvoorziening in het belang van de minderjarige wenselijk is, is dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat alleen een van de ouders met het gezag over hem blijft belast, zoals met name indien de problemen tussen de ouders zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders indien zij het ouderlijk gezag gezamenlijk zouden uitoefenen en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen (vgl. HR 18 maart 2005,
LJNAS8525).
2.3
De Voogdijraad schrijft in zijn rapport dat uit onderzoek is gebleken dat tussen de ouders een minimale vorm van communicatie bestaat omtrent aangelegenheden die de minderjarige aangaat. Verder staat in het rapport van de Voogdijraad dat beide ouders bereid zijn om de communicatie, in het belang van de minderjarige, te herstellen. Geconcludeerd wordt dat op dit moment geen onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige tussen de ouders klem zal raken. Geadviseerd wordt om de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten.
2.4
Ter zitting heeft de moeder verklaard het niet mee eens te zijn met dit advies. Zij heeft gepersisteerd in haar standpunt dat zij het eenhoofdig gezag moet behouden. Ter onderbouwing hiervan heeft zij aangevoerd dat de vader, eenmaal mede belast met het gezag, misbruik hiervan zal maken. Immers, moeder vreest dat vader haar zal verhinderen om met de minderjarige naar het buitenland te verhuizen, mocht zij daartoe beslissen.
2.5
Het gerecht overweegt dat uit het rapport van de Voogdijraad niet is gebleken dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren zal raken indien de ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen. Daarbij neemt het gerecht in overweging dat de ouders thans genoegzaam met elkaar communiceren omtrent aangelegenheden die de minderjarige aangaat en dat beide ouders bereid zijn om de communicatie in het belang van de minderjarigen te herstellen.
Dat eenhoofdig gezag van de moeder noodzakelijk is omdat er volgens haar gegronde vrees bestaat dat de vader misbruik zal maken van het gezag, is het gerecht op grond van de stellingen van de moeder dan wel anderszins niet gebleken. Daartoe heeft de moeder haar stellingen onvoldoende geconcretiseerd en (met stukken) onderbouwd.
Gelet op het voorgaande, het rapport van de Voogdijraad en hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd, acht het gerecht partijen geschikt en in staat de minderjarige naar behoren te verzorgen en op te voeden. Voorts worden zij in staat geacht om zodanig met elkaar te communiceren dat zij tot onderlinge afspraken kunnen komen over de situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen. Van partijen mag verwacht worden dat zij zich daarvoor zullen inzetten en het gerecht acht hen daartoe in staat. Onder deze omstandigheden is het gerecht van oordeel dat het in het belang van de minderjarige is dat beide ouders worden belast met het gezag over hen.

2.6
Bij de bepaling van de omgangsregeling, zal het gerecht rekening houden met de belangen van beide partijen en met de belangen van de minderjarige. Het gerecht stelt, gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat partijen ter zitting verklaard hebben dat de voorlopige omgang tussen de vader en de minderjarige naar tevredenheid verloopt, de hierna opgenomen omgangsregeling vast.
2.7
Het gerecht ziet in de aard van het verzoek aanleiding de kosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat de vader, [naam vader], voortaan gezamenlijk met de moeder het gezag over [naam moeder], geboren op [geboortedatum] in Aruba zal uitoefenen,
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige als volgt:
- gedurende de weekenden:
* de ene week op vrijdag van 17:00 uur tot 21:00 uur en op zondag van 12.30 uur tot 18.30 uur, waarbij de vader de minderjarige ophaalt en weer thuis afzet,
* de andere week van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagmorgen 8.30 uur, waarbij de vader de minderjarige ophaalt en weer thuis afzet,
* met dien verstande dat de minderjarige het weekeinde van Moederdag, met de moeder doorbrengt en op de verjaardag van de moeder, minstens vier aaneengesloten uren met haar doorbrengt,
- op Kerst- en Nieuwjaarsdag: om en om, het ene jaar op Kerstdag en het andere jaar op Nieuwjaarsdag, ingaande 2016, op Kerstdag,
- op Vaderdag, van vrijdag na school tot maandagochtend,
- op de verjaardag van de vader, minstens vier aaneengesloten uren ,
- op de verjaardag van de minderjarige, om het jaar,
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten aldus dat elke partij de eigen kosten draagt,
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag, 14 maart 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.