ECLI:NL:OGEAA:2017:152

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
E.J. no. 2123 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van ontslag op staande voet en loonvordering met wedertewerkstelling

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de naamloze vennootschap A.G.S. AVIATION GROUND SERVICES N.V. (hierna: AGS). De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G. de Hoogd, vorderde de nietigheid van een ontslag op staande voet dat hem op 24 november 2015 door AGS was gegeven. AGS, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. Kock, voerde verweer en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van de verzoeker.

De procedure begon met een verzoekschrift en een verweerschrift, gevolgd door een mondelinge behandeling op 16 december 2016. Tijdens deze zitting heeft de verzoeker zijn standpunt toegelicht en gereageerd op het verweerschrift van AGS. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verzoeker op 23 november 2015 betrokken was bij een incident op de werkvloer, waarbij hij door een collega werd geslagen. AGS stelde dat dit incident de dringende reden voor het ontslag vormde, maar het Gerecht oordeelde dat de verzoeker niet verantwoordelijk was voor het uitlokken van de vechtpartij.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen gronden zijn voor de niet-ontvankelijkheid van de verzoeker en heeft de vordering tot nietigheid van het ontslag toegewezen. Daarnaast heeft het Gerecht AGS veroordeeld om het loon van de verzoeker te betalen vanaf 24 mei 2016, met wettelijke verhoging en rente. De verzoeker werd ook in zijn recht gesteld om weder te werk te worden gesteld. AGS werd veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 7 maart 2017
Behorend bij E.J. no. 2123 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
de naamloze vennootschap
A.G.S. AVIATION GROUND SERVICES N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: AGS,
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak gehouden ter terechtzitting van 16 december 2016.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat [verzoeker] ter zitting is verschenen samen met zijn gemachtigde (voor wie mr. D.L. Emerencia heeft geoccupeerd), en dat AGS is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door dhr. [manager personeelszaken] (manager personeelszaken van AGS). [Verzoeker] heeft gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om te reageren op het verweerschrift, en dat onder overlegging van een pleitnota voorzien van toegelaten nadere producties. AGS heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om te reageren op die reactie, en dat eveneens onder overlegging van een pleitnota voorzien van toegelaten producties.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
[Verzoeker] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. het door AGS op 24 november 2015 aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet nietig verklaart;
b. AGS veroordeelt om aan [verzoeker] (door) te betalen zijn loon gerekend vanaf 24 november 2016 tot de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te betalen binnen twee dagen na de uitspraak van deze beschikking en te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente;
c. AGS beveelt om [verzoeker] per direct weder te werk te stellen;
d. AGS veroordeelt in de proceskosten.
2.2
AGS voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van [verzoeker] althans tot ontzegging van zijn vorderingen, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken die meebrengen dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen. Het ontvankelijkheidsverweer van AGS wordt daarom verworpen.
3.2
Vast staat tussen partijen het volgende. [verzoeker] is vanaf enig in 2007 gelegen moment krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst in loondienst getreden van AGS, alwaar hij laatste werkzaam was in de functie van “
lead-supervisor” tegen een maandloon van Afl. 2.050,--. AGS heeft [verzoeker] op 24 november 2015 op staande voet ontslagen (hierna: het ontslag). [verzoeker] heeft bij schrijven van 24 november 2015 de nietigheid ingeroepen van het ontslag en zich bereid verklaard zijn werkzaamheden voor AGS voort te zetten.
3.3
AGS stelt als dringende reden voor het ontslag dat [verzoeker] op 23 november 2015 gedurende zijn werktijd een gevecht met een collega heeft uitgelokt en dat [verzoeker] vervolgens zonder toestemming van een superieur en daarom ongeoorloofd zijn werkplaats heeft verlaten, en dat alles in verbinding met eerdere beweerdelijke in het verleden plaatsgevonden voorvallen zoals omschreven in de aan [verzoeker] uitgereikte ontslagbrief van 24 november 2016 (productie 3 bij het verzoekschrift). Ter zake van deze zogeheten druppels die volgens AGS de emmer hebben doen overlopen wordt het volgende overwogen.
3.4
AGS heeft niet of onvoldoende bestreden gesteld dat op 23 november 2015 (1) een collega van [verzoeker] (te weten een zekere [de collega]; hierna: [de collega]) [verzoeker] op de werkvloer van AGS heeft aangesproken met de vraag waarom [verzoeker] hem telkens pestte, (2) dat de verbale reactie van [verzoeker] op die vraag was “
anto ki conjo” (vrij vertaald naar het Nederlands: ja en wat nou lul of klootzak), en (3) dat die collega hierop - en dat is niet in geschil tussen partijen - [verzoeker] een klap in zijn gezicht heeft gegeven. Tegen deze vast staande achtergrond stelt AGS dat [verzoeker] zich schuldig heeft gemaakt aan uitlokking van een vechtpartij op de werkvloer van AGS. Met [verzoeker] volgt het Gerecht AGS niet in die stelling. Uit de hiervoor omschreven verbale reactie volgt immers zonder meer niet dat sprake is van de door AGS gestelde uitlokking. Dat had wellicht anders geweest als [verzoeker] naast zijn woorden [de collega] ook op fysieke wijze had bejegend, door hem bijvoorbeeld een zet of duw te geven. Gesteld noch gebleken is echter dat dit het geval is.
3.5
Vast staat verder tussen partijen dat nadat [verzoeker] bedoelde klap in zijn gezicht had gekregen niet in dienst van AGS zijnde luchthavenbewakers [verzoeker] hebben gezegd dat hij beter naar de EHBO-post van het ziekenhuis kon gaan, om zich aldaar te laten nakijken. Evenmin is in geschil tussen partijen dat [verzoeker] daarop naar die EHBO-post is gegaan, en dat hij aldaar door de dienstdoende poortarts is onderzocht. Anders dan [verzoeker] stelt AGS dat [verzoeker] zonder van een superieur verkregen toestemming naar de EHBO-post is vertrokken, en dat hij daarom ongeoorloofd zijn werkplaats heeft verlaten. Naar het oordeel van het Gerecht kan in het midden blijven of [verzoeker] al dan geen toestemming heeft gevraagd aan en heeft verkregen van een superieur om naar de EHBO-post te mogen gaan, omdat het onder deze bijzondere omstandigheden zonder toestemming vertrekken naar de EHBO-post niet zodanig verwijtbaar is dat sprake is van een dringende reden voor ontslag. Dit klemt temeer omdat [verzoeker] met een doktersbriefje onderbouwd heeft gesteld dat hij als gevolg van bedoelde klap door de bedrijfsarts arbeidsongeschikt is verklaard van 23 tot 26 november 2015, welke stelling door AGS onvoldoende gemotiveerd is bestreden.
3.6
Al het vorenstaande brengt mee van de door AGS gestelde druppels die de emmer hebben doen overlopen geen sprake is, en dat [verzoeker] daarom op goede grond de nietigheid van het ontslag heeft ingeroepen. De vordering onder a. zal daarom worden toegewezen.
3.7
Ter zake van de vordering onder b. wordt het volgende overwogen. Het had naar het oordeel van het Gerecht op de weg van [verzoeker] gelegen om uiterlijk drie maanden na zijn ontslag (dus uiterlijk op 24 februari 2016) de onderhavige rechtsvorderingen (op juiste wijze) in te stellen in plaats van op 30 augustus 2016. In dit nalaten, dat voor rekening en risico blijft van [verzoeker], ziet het Gerecht aanleiding om de loonvordering van [verzoeker] in tijd (in omvang dus) te matigen, aldus dat AGS zal worden veroordeeld om het loon van [verzoeker] (door) te betalen gerekend vanaf 24 mei 2016. In de omstandigheid dat over achterstallig loon naast de wettelijke verhoging ook wettelijke rente is gevorderd (en zal worden toegewezen) ziet het Gerecht aanleiding om de wettelijke verhoging billijkheidshalve te matigen tot telkens maximaal 15%.
3.8
De vordering tot weder te werk stelling zal worden toegewezen, omdat zonder meer niet valt in te zien waarom in geval van een onterecht gegeven ontslag de werknemer niet in de positie moet worden gebracht van voor dat ontslag. Dit klemt temeer omdat [verzoeker] in zijn schrijven waarmee hij (naar nu blijkt op goede grond) de nietigheid van zijn ontslag heeft ingeroepen tevens heeft verklaard dat hij bereid is zijn werkzaamheden voor AGS voort te zetten, terwijl is gesteld noch gebleken dat die verklaring niet als serieus of gemeend heeft te gelden en evenmin is gesteld of gebleken dat [verzoeker] vanaf enig na zijn ontslag gelegen moment niet langer beschikbaar of in staat was om zijn werkzaamheden voor AGS voort te zetten. De vordering onder c. zal eveneens worden toegewezen.
3.9
AGS zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoeker], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten en Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 5, ad Afl. 1.250,-- per punt).

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-verklaart het op 24 november 2015 door AGS aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet nietig;
-veroordeelt AGS om aan [verzoeker] (door) te betalen zijn loon gerekend vanaf 24 mei 2016 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te betalen binnen twee dagen na de uitspraak van deze beschikking en te vermeerderen met de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging van telkens maximaal 15% en met wettelijke rente;
-veroordeelt AGS in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoeker], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten en Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-beveelt AGS om [verzoeker] onmiddellijk na de uitspraak van deze beschikking weder te werk te stellen in zijn laatstelijke functie tegen zijn laatstelijk genoten loon;
-verklaart voormelde veroordelingen en voormeld bevel uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 maart 2017.