Op 7 maart 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een beschikking gegeven in de zaak van de Voogdijraad, die verzocht om de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen. De minderjarigen zijn geboren uit de moeder, waarvan de eerste twee door de vader zijn erkend. De moeder oefent alleen het ouderlijk gezag uit. Eerder, op 15 september 2016, was een verzoek om voorlopige ondertoezichtstelling afgewezen. De Voogdijraad heeft in haar rapport van 17 november 2016 aangegeven dat de moeder onbereikbaar is en dat er klachten zijn over de minderjarigen, waaronder schoolverzuim en onhygiënische omstandigheden. De moeder heeft opvoedingsondersteuning nodig, maar zij haakt af en verschijnt niet op afspraken. De Voogdijraad concludeert dat de minderjarigen met zedelijke en lichamelijke ondergang worden bedreigd.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de hulpverlening voor de minderjarigen, met name voor de tweede minderjarige, niet voldoende van de grond komt binnen het vrijwillige kader. Daarom is besloten om de minderjarigen voor de duur van één jaar onder toezicht te stellen, met benoeming van een gezinsvoogdes. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beslissing is genomen door rechter N.K. Engelbrecht, in aanwezigheid van de griffier.