ECLI:NL:OGEAA:2017:145

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
EJ nr. 1956 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om partneralimentatie wegens onvoldoende behoeftigheid

In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 7 maart 2017, wordt het verzoek van de vrouw om partneralimentatie afgewezen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.S. Gravenstijn, verzoekt de man, vertegenwoordigd door mr. H.F. Falconi, om maandelijks Afl. 1.200,- bij te dragen aan haar levensonderhoud. De vrouw stelt dat zij onvoldoende inkomen uit arbeid heeft en behoeftig is. De man betwist echter de behoeftigheid van de vrouw en voert draagkrachtverweer.

De procedure startte met een verzoekschrift dat op 18 augustus 2016 werd ingediend, gevolgd door producties van de verweerder op 24 augustus 2016. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 november 2016 waren beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De feiten van de zaak zijn dat partijen op 7 mei 2008 in Venezuela zijn getrouwd en dat de echtscheiding op 28 januari 2016 is uitgesproken.

De rechter oordeelt dat het verzoek van de vrouw gegrond is op artikel 1:157 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat de mogelijkheid biedt om een uitkering tot levensonderhoud toe te kennen aan de behoeftige echtgenoot. Echter, na beoordeling van de financiële situatie van de vrouw, die een netto inkomen van gemiddeld Afl. 1.900,- per maand heeft en een volwassen zoon die bijdraagt aan de kosten, concludeert het gerecht dat de vrouw niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij behoeftig is. Daarom wordt het verzoek afgewezen, maar de vrouw krijgt wel toestemming om kosteloos te procederen.

De beschikking eindigt met de beslissing van de rechter om de vrouw kosteloos te laten procederen, terwijl het verzoek voor het overige wordt afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 7 maart 2017
behorend bij EJ nr. 1956 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[de vrouw],
wonende in Aruba,
hierna te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen:
[de man],
wonende in Aruba,
hierna te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 18 augustus 2016,
- de overgelegde producties zijdens de verweerder, ingediend op 24 augustus 2016,
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 29 november 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vrouw in persoon bijgestaan door haar gemachtigde en de man in persoon bijgestaan door mr. S.O.R.G. Faarup, occuperende voor mr. H.F. Falconi.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Partijen zijn op 7 mei 2008 in Venezuela met elkaar getrouwd. Tussen hen is de echtscheiding uitgesproken bij beschikking van 28 januari 2016.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Het ter zitting gewijzigde verzoek van de vrouw strekt tot veroordeling van de man om maandelijks een bedrag van Afl. 1.200,- aan haar te betalen als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud. Ter onderbouwing van haar verzoek heeft zij aangevoerd dat zij onvoldoende inkomen uit arbeid geniet en behoeftig is.
3.2
De man heeft draagkrachtverweer gevoerd en de behoeftigheid van de vrouw betwist.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het verzoek is gegrond op artikel 1:157 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). Ingevolge deze bepaling kan de rechter aan de ene echtgenoot die niet voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft en zich die in redelijkheid niet kan verwerven, op diens verzoek ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toekennen.
4.2
Bij de beoordeling van een dergelijk verzoek dient enerzijds rekening te worden gehouden met de (mate van) behoeftigheid van de verzoekende echtgenoot en anderzijds met de draagkracht van de andere echtgenoot, alsmede met de feitelijke situatie waarin de echtgenoten door het huwelijk en de ontbinding ervan zijn komen te verkeren. In dat verband kunnen alle omstandigheden van het geval, ook niet financiële, een rol spelen.
4.3
Bij de vaststelling van de behoefte van de vrouw gaat het gerecht er vanuit dat zij een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in haar eigen bestaan te voorzien. Uit de door de vrouw overgelegde stukken, kan worden afgeleid dat haar loon netto gemiddeld Afl. 1.900,- per maand bedraagt. Tevens heeft zij ter zitting aangevoerd dat een volwassen zoon bij haar in huis woont, die ook bijdraagt in de kosten van het huishouden.
4.4
Het gerecht is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat de vrouw niet, althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij behoeftig is, als bedoeld in artikel 1:157 BW. Gelet hierop zal het gerecht het verzoek van de vrouw afwijzen.
4.5
Gelet op het door de vrouw overgelegde bewijs van onvermogen van 13 mei 2016 zal de vrouw toelating worden verleend kosteloos te procederen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verleent de vrouw toelating om kosteloos te procederen,
wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 7 maart 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.