In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een verzoek van de Voogdijraad tot het vaststellen van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, geboren in 2006 uit de relatie tussen de man en de moeder. De procedure startte met een verzoekschrift op 19 november 2015, gevolgd door verschillende mondelinge behandelingen en het indienen van bewijsstukken, waaronder een DNA-onderzoek dat bevestigde dat de man de biologische vader is van de minderjarige.
De man heeft verweer gevoerd tegen de hoogte van de gevraagde alimentatie, waarbij hij bereid was een lagere bijdrage te betalen. Het gerecht heeft de verplichtingen van beide ouders beoordeeld op basis van hun draagkracht en de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kosten zijn vastgesteld op Afl. 615,- per maand, waarbij rekening is gehouden met de noodzakelijke uitgaven voor de minderjarige.
Na beoordeling van de financiële situatie van zowel de moeder als de vader, heeft het gerecht geconcludeerd dat de vader in staat is om een bijdrage van Afl. 200,- per maand te betalen, met ingang van 1 mei 2016. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door rechter N.K. Engelbrecht op 7 maart 2017.