ECLI:NL:OGEAA:2017:131

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 januari 2017
Publicatiedatum
3 maart 2017
Zaaknummer
106 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bezit en vervoer van cocaïne en marihuana, en voorhanden hebben van vuurwapen en munitie

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte beschuldigd van meerdere feiten met betrekking tot verdovende middelen en vuurwapens. De zaak betreft het medeplegen van het bezit van meer dan 5 kilo cocaïne en 35 kilo marihuana, alsook het vervoer van ruim 2 kilo cocaïne en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte is op 21 en 22 november 2015 in Aruba aangehouden. Tijdens de rechtszittingen op 15 maart, 17 juni, 16 september en 15 december 2016 heeft de officier van justitie, mr. A. Erades, een gevangenisstraf van vier jaar geëist. De verdediging voerde aan dat de huiszoeking onrechtmatig was, omdat er geen machtiging was voor de huiszoeking en er geen toestemming was gegeven door de bewoners. Het gerecht oordeelde echter dat de huiszoeking rechtmatig was, omdat er sprake was van ontdekking op heterdaad en de medeverdachte toestemming had gegeven. Het gerecht heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waarbij het medeplegen van de delicten werd vastgesteld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving. De in beslag genomen voorwerpen, waaronder de verdovende middelen en het vuurwapen, zijn onttrokken aan het verkeer en verbeurd verklaard, terwijl andere in beslag genomen goederen aan de verdachte zijn teruggegeven.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteland],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2016, 17 juni 2016, 16 september 2016 en 15 december 2016. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.O.R.G. Faarup.
De officier van justitie, mr. A. Erades, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
cocaïne, de marihuana, een vuurwapen, twee patroonhouders en elf scherpe patronen. Tevens is verbeurdverklaring gevorderd van twee weegschalen, een kwitantieboek met verschillende geschreven bedragen en drie schriften met de opschriften [opschrift 1] respectievelijk [opschrift 2] en [opschrift 3].
Ook is teruggave gevorderd aan de verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag à Afl. [bedrag], twee mobiele telefoons, twee kentekenplaten van het jaar 2015 (voorzien van het nummer [kentekennummer]), twee controleplaten, een kwitantie van [naam bedrijf] en een scanprint van een tijdelijke verblijfsvergunning ten name van [medeverdachte C].
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1
hij, op 21 november 2015 en/of 22 november 2015 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 5.203 gram cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne, althans een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening Verdovende Middelen of in de regeling Aanwijzing Verdovende Middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld, in bezit of aanwezig heeft gehad;
(artikel 3 Landsverordening Verdovende Middelen)
Feit 2
hij, op 21 november 2015 en/of 22 november 2015, te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 35.861 gram hennep, althans een hoeveelheid hennep, in ieder geval enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen, in bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad;
(artikel 4 Landsverordening Verdovende Middelen)
Feit 3
hij, op 22 november 2015 te Aruba, opzettelijk 973,9 gram cocaïne en/of 1030,40 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid cocaïne, althans een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening Verdovende Middelen of in de regeling Aanwijzing Verdovende Middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld, heeft vervoerd;
(artikel 3 Landsverordening Verdovende Middelen)
Feit 4
hij, op of omstreeks 22 november 2015 te Aruba, voorhanden heeft gehad een vuurwapen als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening, en/of munitie;
(artikel 3 Vuurwapenverordening)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
Feit 1
hij, op 21 november 2015 en
/of22 november 2015 te Aruba, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk 5.203 gram cocaïne
, althans een hoeveelheid cocaïne, althans een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening Verdovende Middelen of in de regeling Aanwijzing Verdovende Middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld,in bezit
of aanwezigheeft gehad;
Feit 2
hij, op 21 november 2015 en
/of22 november 2015, te Aruba, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk 35.861 gram hennep
, althans een hoeveelheid hennep, in ieder geval enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen,in bezit heeft gehad
en/of aanwezig heeft gehad;
Feit 3
hij, op 22 november 2015 te Aruba, opzettelijk 973,9 gram cocaïne en
/of1030,40 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid cocaïne, althans een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening Verdovende Middelen of in de regeling Aanwijzing Verdovende Middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld,heeft vervoerd;
Feit 4
hij, op
of omstreeks22 november 2015 te Aruba, voorhanden heeft gehad een vuurwapen als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening, en
/ofmunitie;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
Bewijsuitsluiting
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte van het hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat opsporingsambtenaren op 22 november 2015, zonder een daartoe strekkende machtiging van de rechter-commissaris in strafzaken, huiszoeking ter inbeslagneming hebben gedaan op het adres [adres], zijnde de woning van de medeverdachten [medeverdachte C] en [medeverdachte D]. Daarnaast heeft de raadsman betwist dat de medeverdachten toestemming hebben verleend tot het binnentreden van de woning. De raadsman heeft derhalve bepleit dat de resultaten van de huiszoeking - de vondst van de cocaïne en de hennep - om die reden onrechtmatig zijn verkregen en van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Dit brengt met zich dat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het gerecht overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van informatie bekomen van de Centrale Inlichtingen Dienst uit een lopend onderzoek is het vermoeden gerezen dat een persoon (“[Z]”) in Aruba in verdovende middelen handelt en hier te lande een partij verdovende middelen zal ontvangen. Het opsporingsonderzoek in de onderhavige zaak is naar aanleiding van deze informatie aangevangen.
Uit afgeluisterde telefoongesprekken en verrichte observaties is het vermoeden gerezen dat bewoners van de woning gelegen te [adres] cocaïne aan onder meer de verdachte leveren. Uit het proces-verbaal van onderzoek op het adres [adres] (Persoonsdossier, bijlage [nummer]) komt naar voren dat opsporingsambtenaren, voorzien van een machtiging van de officier van justitie tot binnentreden in een woning, op 22 november 2015 voormelde woning hebben betreden met het doel die te bevriezen in afwachting van de komst van de rechter-commissaris voor het doen van huiszoeking. Uit het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte volgt dat er bij het binnentreden in de woning chaos ontstond, waarbij de aanwezige vrouwen - onder wie de medeverdachte [medeverdachte D] - overstuur raakten en begonnen te huilen, terwijl ze constant vroegen naar wat er aan de hand was. De medeverdachte [medeverdachte C], die medebewoner is van de woning te [adres] en ten tijde van het binnentreden in de woning aanwezig was, heeft vervolgens aan de hulpofficier van justitie meegedeeld dat zich in de badkamer van de woning verdovende middelen bevonden. Hij heeft twee [...]mandjes inhoudende pakketten verdovende middelen aangewezen en verklaard voor die voorwerpen verantwoordelijk te zijn.
Uit eerder vermeld proces-verbaal van onderzoek volgt dat, onder anderen, de medeverdachten [medeverdachte C] en [medeverdachte D] zijn aangehouden en dat [medeverdachte D], na haar aanhouding, uitdrukkelijke mondelinge toestemming heeft gegeven tot het verrichten van onderzoek in haar woning. Tijdens dat onderzoek zijn in de badkamer (in drie [...]mandjes) en in de slaapkamer, onder het bed (in een plastic […]zak) en in een tas, verdovende middelen aangetroffen. Uit het proces-verbaal van wegen en testen volgt dat de pakketten in de [...]mandjes en […]zak 35.861 gram op marihuana gelijkende kruiden bevatten en de pakketten in de tas 5.203 gram op cocaïne gelijkende substantie. Voorts volgt uit het rapport van het Landslaboratorium dat de kruiden en de substantie marihuana respectievelijk cocaïne betreffen.
Het gerecht concludeert uit bovenstaande feiten en omstandigheden dat de hulpofficier van justitie bevoegd was de woning te betreden, nu hij ingevolge artikel 155 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) over de desbetreffende machtiging beschikte. Voorts schrijft artikel 122 Sv onder meer voor dat, in geval van ontdekking op heterdaad en indien het optreden van de rechter-commissaris niet kan worden afgewacht, de officier van justitie of - indien diens optreden niet kan worden afgewacht - de hulpofficier van justitie bij dringende noodzakelijkheid bevoegd is huiszoeking ter inbeslagneming te doen, daarvoor elke plaats te betreden en de daarvoor vatbare voorwerpen in beslag te nemen. Nu de medeverdachte [medeverdachte C] de hulpofficier van justitie heeft meegedeeld dat zich verdovende middelen in de badkamer van zijn woning bevonden en ook twee mandjes met die middelen heeft aangewezen, is er, naar het oordeel van het gerecht, sprake van ontdekking op heterdaad. Dit noopte tot een dringend optreden van de hulpofficier van justitie, te meer nu er op dat moment chaos in de woning heerste. De komst van de rechter-commissaris of de officier van justitie kon daardoor niet worden afgewacht. Zelfs indien geen toepassing aan artikel 122 Sv kan worden gegeven maakt dit de huiszoeking niet onrechtmatig. De huiszoeking heeft plaatsgevonden zonder een daaraan voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris. Aan het verlenen van een (mondelinge) machtiging was echter geen behoefte nu de medeverdachte [medeverdachte D], zoals uit meer vermeld proces-verbaal van onderzoek volgt, reeds toestemming tot het doen van de huiszoeking heeft verleend. Uit het verhandelde ter terechtzitting, noch anderszins is gebleken of aannemelijk gemaakt dat (een van) de bewoners van de woning te [adres] geen uitdrukkelijke mondelinge toestemming heeft/hebben gegeven tot het doen van die huiszoeking. Bovendien zou verdachtes huisrecht door het verrichten van een huiszoeking zonder de daarvoor benodigde machtiging niet zijn geschonden, nu verdachte zonder enige geldige titel in Aruba verblijft en geen vaste woon- of verblijfplaats hier te lande heeft. Er zijn geen aanwijzingen dat de woning te [adres] als zijn woon- of verblijfplaats moest worden beschouwd. Voor het overige ziet het gerecht geen reden om te twijfelen aan het verslag van de huiszoeking, zoals dat is opgenomen in het ambtsedig proces-verbaal van de politie.
Het gerecht is, gelet op het vorenstaande, dan ook van oordeel dat de stelling van de verdediging onvoldoende met feiten en/of omstandigheden is gesubstantieerd en verwerpt het verweer van de raadsman.
Medeplegen
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachtes betrokkenheid in casu slechts heeft bestaan uit het in ontvangst nemen en opslaan van de verdovende middelen. Volgens de raadsman heeft de verdachte als loopjongen gefungeerd en is aldus medeplichtig geweest bij het plegen van de strafbare feiten onder 1 en 2.
Voor medeplegen van een strafbaar feit is een nauwe en bewuste samenwerking tussen de daders vereist. Dit impliceert dat hun opzet gericht is op het gezamenlijk verrichten van de strafbare gedraging. Hiervoor is nodig dat ieder van hen substantieel - zij het intellectueel of materieel - bijdraagt aan de verwezenlijking van het door hen beoogde strafbare feit. Die bijdrage wordt in de regel geleverd tijdens het plegen van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van dat feit. Die bijdrage kan echter worden geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. [1]
Uit de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder:
- de afgeluisterde gesprekken gevoerd tussen de medeverdachte [medeverdachte A] en de verdachte waarbij die medeverdachte een tweetal pakketten verdovende middelen bij hem bestelt,
- de verrichte observaties op 20 en 21 november 2015, ,
- de verklaringen van de verdachte waarbij hij onder meer heeft verklaard dat de hij te [district] drie […]zakken en een kleine zak vermoedelijk inhoudende verdovende middelen in ontvangst heeft genomen, de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte D] en [medeverdachte C] (nader te noemen: [C]),
- de bevindingen van de politie tijdens de huiszoeking te [adres] (de woning van de medeverdachten [medeverdachte D] en [C])
- de fotografische weergaves opgeslagen in de onder de verdachte inbeslaggenomen mobiele telefoon van vermoedelijk pakketten verdovende middelen die grote gelijkenis vertonen met de te [adres] inbeslaggenomen pakketten verdovende middelen,
- de tussen de medeverdachte [medeverdachte D] en de verdachte uitgewisselde whatsappberichten,
concludeert het gerecht dat de verdachte cocaïne en marihuana in bezit heeft gehad. Hij heeft door deze handeling een substantiële bijdrage geleverd aan de tenlastegelegde strafbare gedragingen onder 1 en 2, waarbij sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met zijn mededaders. Aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de delicten in kwestie.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder C, van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid onder C, van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder B, van de Landsverordening verdovende middelen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening.
Feit 4:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Verordening.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne (ruim vijf kilo) en marihuana (ruim 35 kilo). Ook heeft verdachte ruim twee kilo cocaïne vervoerd. Cocaïne en marihuana zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen, die vérstrekkende gevolgen hebben voor de gebruikers daarvan en voor de maatschappij. De handel in verdovende middelen gaat immers vaak gepaard met geweldcriminaliteit en leidt tot vele vormen van criminaliteit bij de verslaafden. Daarnaast hebben verdachte en zijn mededaders door hun strafbare gedraging een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. Verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen.
Voorts heeft verdachte een vuistvuurwapen en munitie voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een dergelijk vuurwapen en munitie kan gevaarlijke situaties met zich brengen en behoort tot een categorie van feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij niet eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. In zijn voordeel geldt ook dat hij aanvankelijk openheid van zaken heeft gegeven.
In het nadeel van verdachte houdt het gerecht echter rekening dat hij een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Inbeslaggenomen voorwerpen

A.
Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van de in beslag genomen cocaïne en marihuana, met verpakking, het vuurwapen, de patroonhouders en elf scherpe patronen zal onttrekking aan het verkeer worden uitgesproken, omdat de tenlastegelegde feiten met betrekking tot die voorwerpen is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
B.
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen digitale weegschalen, het kwitantieboek en de schriften, waarvan ter terechtzitting is gebleken dat die aan de verdachte toebehoren en dat met behulp daarvan de tenlastegelegde feiten zijn begaan of voorbereid, zal verbeurd worden verklaard.
C.
Teruggave
De teruggave zal worden gelast aan de verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag à Afl. [bedrag], twee mobiele telefoons, twee kentekenplaten van het jaar 2015 (voorzien van het nummer [kentekennummer]), twee controleplaten, een kwitantie van [naam bedrijf] en een scanprint van een tijdelijke verblijfsvergunning ten name van [medeverdachte C], nu die niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:62, 1:67, 1:68, 1:74, 1:75, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
tweeënveertig (42) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
onttrekt aan het verkeerde in rubriek 9A genoemde voorwerpen;
verklaart verbeurdde in rubriek 9B genoemde voorwerpen;
gelast de teruggaveaan de verdachte van de in rubriek 9C genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. J. Sap en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 5 januari 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.