ECLI:NL:OGEAA:2017:129

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 februari 2017
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
418, 580, 581 en 582 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en diefstal door een minderjarige met jeugddetentie als gevolg

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte, geboren in 2000 en ten tijde van de feiten minderjarig, beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag en diefstal. De feiten vonden plaats in Aruba, waarbij de verdachte op 9 november 2013 openlijk geweld heeft gepleegd tegen meerdere slachtoffers en op 10 april 2016 met een vuurwapen op een slachtoffer heeft geschoten. De officier van justitie heeft een jeugddetentie van twee jaar geëist, waarvan een jaar voorwaardelijk, met reclasseringstoezicht. Tijdens de zittingen op 26 augustus 2016, 11 november 2016 en 10 februari 2017 heeft de verdachte zich verdedigd met bijstand van verschillende raadsleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een jeugddetentie van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring. De uitspraak is gedaan op 24 februari 2017.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteland],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2016, 11 november 2016 en 10 februari 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadslieden, mr. J.F.M. Zara in de zaken met parketnummers P-2016/04367 en P-2015/06859, mr. C.J. Hart in de zaak met parketnummer P-2015/05818 en mr. H.G. Figaroa in de zaak met parketnummer P-2015/02853.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de gevoegde ten laste gelegde feiten (in de zaak met parketnummer P-2016/04367: het primair ten laste gelegde feit) de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen voor de duur van twee (2) jaar.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht de teruggave aan de verdachte te gelasten van de in beslag genomen telefoons en tablet (P-2016/04367) en smartphone en slippers (P-2015/05818).
De raadslieden hebben het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
P-2016/04367
dat hij op of omstreeks 10 april 2016 in Aruba ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met een pistool en/of een revolver, althans een vuurwapen, een (of meer) schot(en) op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gelost, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:259 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 10 april 2016 in Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk met een pistool en/of een revolver, althans een vuurwapen, een (of meer) schot(en) op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gelost, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:275 lid 1 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 10 april 2016 in Aruba [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar met een pistool en/of een revolver, althans een vuurwapen, een (of meer) schot(en) op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] gelost.
(artikel 2:255 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
P-2015/06859
1. dat hij op of omstreeks 9 november 2013 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten ter hoogte van [plaats], openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit:
- het meermalen, althans eenmaal met zijn/hun (tot vuist gebalde) hand(en) in het gezicht van die [slachtoffer 2] slaan en/of
- het schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- het slaan tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] met een boksbeugel en/of
- het bekogelen van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] met een (of meer) steen/stenen;
(artikel 147 van het Wetboek van Strafrecht)
2. dat hij op of omstreeks 9 november 2013 in Aruba [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met mishandeling gepleegd met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening, immers heeft hij, verdachte, toen opzettelijk een mes aan/tegen de buik van die [slachtoffer 3] geplaatst, althans aan die [slachtoffer 3] getoond en/of tegen die [slachtoffer 3] gezegd: “hode mi ta hincabo”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 298 van het Wetboek van Strafrecht)
P-2015/05818
dat hij in of omstreeks de periode van 11 maart 2015 tot en met 12 maart 2015 in Aruba met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, op een bij een woning behorend besloten erf, te weten [adres], terwijl verdachte opzettelijk en wederrechtelijk op dat erf, in gebruik bij [slachtoffer 5], vertoefde, heeft weggenomen een scooter (van het merk Baja, bouwjaar 2015 met kenteken [kentekennummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of (een) valse sleutel(s);
(artikel 2:290 jo artikel 2:289 sub b van het Wetboek van Strafrecht)
P-2015/02853
dat hij op of omstreeks 17 februari 2015 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening, in/uit een container toebehorende aan [eigenaar 1], heeft weggenomen:
een (of meer) doos/dozen met lampen (van het merk Illumination, serie: MF300) en/of TL buizen, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar 1] en/of [eigenaar 2] en/of een minimarket bij [eigenaar 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of het/de weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of (een) valse sleutel(s);
(artikel 2:289 jo artikel 2:288 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
P-2016/04367
Primair: dat hij op
of omstreeks10 april 2016 in Aruba ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met
een pistool en/of een revolver, althanseen vuurwapen, een
(of meer)schot
(en)op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gelost, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
P-2015/06859
1. dat hij op
of omstreeks9 november 2013 in Aruba tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten ter hoogte van [plaats], openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4], welk geweld bestond uit:
- het meermalen
, althans eenmaalmet zijn
/hun (tot vuist gebalde
)hand(en) in het gezicht van die [slachtoffer 2] slaan en
/of
- het schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en
/of
- het slaan tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] met een boksbeugel en
/of
- het bekogelen van [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] met
een (of meer) steen/stenen;
2. dat hij op
of omstreeks9 november 2013 in Aruba [slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling
en/of met mishandeling gepleegd met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening, immers heeft hij, verdachte, toen opzettelijk een mes
aan/tegen de buik van die [slachtoffer 3] geplaatst,
althans aan die [slachtoffer 3] getoonden
/oftegen die [slachtoffer 3] gezegd: “hode mi ta hincabo”
, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
P-2015/05818
dat hij in
of omstreeksde periode van 11 maart 2015 tot en met 12 maart 2015 in Aruba met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, op een bij een woning behorend
beslotenerf, te weten [adres], terwijl verdachte opzettelijk en wederrechtelijk op dat erf, in gebruik bij [slachtoffer 5], vertoefde, heeft weggenomen een scooter (van het merk Baja, bouwjaar 2015 met kenteken [kentekennummer]),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan die [slachtoffer 5],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of (een) valse sleutel(s);
P-2015/02853
dat hij op
of omstreeks17 februari 2015 in Aruba tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening,
in/uit een container toebehorende aan [eigenaar 1], heeft weggenomen:
een (of meer) doos/dozen met lampen (van het merk Illumination, serie: MF300) en
/ofTL buizen,
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [eigenaar 1]
en/of [eigenaar 2] en/of een minimarket bij [eigenaar 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader
(s
), waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/of het/de weg te nemen goed
(eren
)onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming en/of (een) valse sleutel(s);
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
P-2016/04367
De verdachte heeft ontkend en verklaard dat hij niet ter plaatse is geweest, terwijl de raadsman heeft betoogd dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachtes opzet was gericht op het doden van het slachtoffer of het toebrengen van zware mishandeling. Uit de diverse verklaringen is goed af te leiden dat de verdachte niet gericht op het slachtoffer heeft geschoten aldus het betoog van de raadsman. Het schot zou meer het karakter hebben van een waarschuwingsschot. Het gerecht verwerpt dit betoog. Zowel het slachtoffer als twee getuigen hebben juist wel verklaard dat de verdachte gericht op het slachtoffer heeft geschoten en de verdachte heeft niets verklaard over een waarschuwingsschot.
Voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen zou kunnen komen te overlijden. Of sprake is van de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal dan moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg dat het (behoudens contra-indicaties) niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Het gerecht is van oordeel dat, zoals uit de bewijsmiddelen volgt, de wijze waarop verdachte gericht op het slachtoffer heeft geschoten naar zijn uiterlijke verschijningsvorm moet worden aangemerkt als te zijn gericht op de dood van het slachtoffer. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans aanvaard, en hiermee voorwaardelijk opzet gehad, dat hij een vitaal lichaamsdeel van het slachtoffer zou raken en het slachtoffer hiermee dodelijk zou verwonden.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Op 15 februari 2014 is een nieuw Wetboek van Strafrecht van Aruba (AB 2012 no. 24, gewijzigd bij AB 2014 no. 11) in werking getreden. Bij de invoering is niet voorzien in overgangsrechtelijke bepalingen, zodat de daarin neergelegde voorschriften onmiddellijk van toepassing zijn geworden. Voor zover de in de tenlasteleggingen beschreven feiten zijn begaan vóór deze datum, geldt evenwel het navolgende.
Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, van dit wetboek is geen feit strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. In het tweede lid van dit artikel is voorts bepaald dat bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, de voor de verdachte gunstigste bepalingen worden toegepast. Deze artikelleden, in onderlinge samenhang bezien, brengen mee dat, voor zover de bepalingen van dit wetboek omtrent de strafwaardigheid van een delict of de zwaarte van de daarop bedreigde sanctie niet gunstiger zijn dan die, welke golden ten tijde van het tijdstip of de periode waarop de aan de verdachte verweten feiten volgens de tenlastelegging zijn gepleegd, de op dat moment geldende bepalingen dienen te worden toegepast. Indien zich naar het oordeel van het gerecht een dergelijk geval voordoet zal dit in dit vonnis, voor zover relevant en niet uitdrukkelijk nader gemotiveerd, tot uitdrukking komen in de kwalificatiebeslissing en de vermelding van de bij de oplegging van een straf of maatregel toegepaste wettelijke voorschriften.
Het bewezenverklaarde levert op:
P-2016/04367
Primair: poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:256 jo 1:119 van het Wetboek van Strafrecht;
P-2015/06859
1. openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen,
strafbaar gesteld bij artikel 147 van het Wetboek van Strafrecht (oud);
2. bedreiging met zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 298 van het Wetboek van Strafrecht (oud);
P-2015/05818
diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 2:290 jo 2:289 sub b van het Wetboek van Strafrecht;
P-2015/02853
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 2:289 sub a en b van het Wetboek van Strafrecht;
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op zijn zestiende schuldig gemaakt aan poging tot doodslag, door met een vuurwapen gericht op het slachtoffer te schieten. Het handelen van de verdachte had fatale gevolgen kunnen hebben. Dat het slachtoffer niet is komen te overlijden, is niet aan de handelswijze van de verdachte te danken. Verdachte heeft daarnaast op zijn dertiende zich schuldig gemaakt aan het openlijk, met verenigde krachten plegen van geweld en een jongen bedreigd met een mes. Slachtoffers van dergelijke misdrijven lijden vaak langdurig onder de lichamelijke en psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. De verdachte is voorts geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door dergelijke feiten in de samenleving worden veroorzaakt, daar het feiten zijn met een agressief en gewelddadig karakter en welk feit zich in een voor publiek toegankelijk gebied heeft afgespeeld.
De verdachte heeft zich voorts op zijn vijftiende schuldig gemaakt aan de diefstal van een scooter en aan diefstal in vereniging met braak van dozen met lampen vanuit een container. Diefstal getuigt van een gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen en is een veel voorkomend misdrijf dat veelal schade en ongemak veroorzaakt voor de slachtoffers daarvan.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
De reclassering heeft laatstelijk in 2015 geadviseerd om de verdachte te plaatsen in een justitiële jeugdinrichting. Uit de diverse rapporten van de reclassering omtrent de verdachte blijkt dat hij op zijn jonge leeftijd al met verschillende hulpverlenende instanties te maken heeft gehad.
De verdachte is onderzocht door psycholoog drs. J.O van Vuurden. De psycholoog heeft gerapporteerd dat de verdachte ernstig antisociaal gedrag laat zien en dat de verdachte baat zou hebben bij plaatsing in een jeugdinrichting. Naar het oordeel van het gerecht blijkt uit de rapportage in onvoldoende mate waarop die conclusies zijn gebaseerd, althans onderbouwen de gerapporteerde bevindingen van de psycholoog die conclusies in onvoldoende mate.
De verdachte is tevens onderzocht door psychiater dr. H.A.E. Van Galen. Hij heeft op 9 februari 2017 onder meer het volgende gerapporteerd. Er bestaat bij de verdachte geen ziekelijke storing en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De verdachte was op het moment van het uitbrengen van de rapportage geen gevaar voor zichzelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen. De psychiater geeft tenslotte aan dat de ontwikkeling van de persoonlijkheid van de verdachte nauwgezet gevolgd moet worden over de komende jaren teneinde uit te sluiten dat er sprake kan zijn van een persoonlijkheidsstoornis in wording.
Het gerecht heeft aan de hand van de bewezen geachte feiten en de opgestelde rapportages omtrent het gedrag van de verdachte, in het bijzonder die van de psychiater, niet vast kunnen stellen dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen thans eist.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan jeugddetentie van na te melden duur. Het gerecht ziet evenwel naar aanleiding van de bevindingen van de reclassering en de psychiater aanleiding om een deel van de jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, teneinde de verdachte door de reclassering te kunnen laten begeleiden en monitoren en hem in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan misdrijf schuldig te maken.

9.Inbeslaggenomen voorwerpen

Teruggave
P-2016/04367
De teruggave zal worden gelast van de in beslag genomen mobiele telefoons en tablet de verdachte, nu deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
P-2015/05818
De teruggave zal worden gelast van de in beslag genomen slippers en de smartphone aan de verdachte, nu deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:62, 1:165, 1:180, 1:181, 1:182, 1:183 en 1:189 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het/de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
zesendertig (36) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
twaalf (12) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
dan wel gedurende die proeftijd de hierna gestelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht, ook als dat inhoudt dat de veroordeelde zich gedurende proeftijd onder ambulante (psychotherapeutische) behandeling zal laten stellen gericht op voorkoming van herhaling van de thans bewezen verklaarde of soortgelijke misdrijven, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 1:183, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
gelast de teruggaveaan de verdachte van de in rubriek 9 genoemde voorwerpen;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 24 februari 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.