ECLI:NL:OGEAA:2017:117

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
EJ nr. 1952 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van levensonderhoud aan een vrouw die samenwoonde met haar partner als waren zij gehuwd

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 februari 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. H.U. Thielman, tegen haar partner, vertegenwoordigd door mr. P.A.J. van der Biezen. De vrouw verzocht om een uitkering tot levensonderhoud van Afl. 1.750,- per maand, evenals toestemming om kosteloos te mogen procederen. De man betwistte de affectieve relatie en de duurzaamheid van hun samenwoning, en voerde aan dat hij niet in staat was om de gevraagde alimentatie te betalen.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 17 augustus 2016 was ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 november 2016. De vrouw en man hebben meer dan twintig jaar samengewoond en de man had de vrouw in juni 2016 verzocht de woning te verlaten. Het gerecht heeft de feiten en standpunten van beide partijen zorgvuldig gewogen, waarbij het de criteria voor 'samenleven als waren zij gehuwd' heeft toegepast, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek van Aruba.

Het gerecht oordeelde dat de vrouw voldoende bewijs had geleverd dat zij en de man als een levenspartner samenwoonden. De vrouw ontving een pensioen van Afl. 506,- per maand, terwijl de man een inkomen van gemiddeld Afl. 5.300,- per maand had. Gezien de financiële situatie van beide partijen, oordeelde het gerecht dat de man in staat was om de gevraagde alimentatie te betalen. De vrouw kreeg toestemming om kosteloos te procederen, en het gerecht bepaalde dat de man aan de vrouw een bijdrage in het levensonderhoud moest betalen van Afl. 1.750,- per maand, met ingang van 1 februari 2017.

Uitspraak

Beschikking van 21 februari 2017
behorend bij EJ nr. 1952 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[naam vrouw],
wonende in Aruba,
hierna te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. H.U. Thielman,
tegen:
[naam man],
wonende in Aruba,
hierna te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. P.A.J. van der Biezen.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 17 augustus 2016,
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 22 november 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen de partijen bijgestaan door hun gemachtigden,
- de akte uitlating zijdens de man, ingediend op 10 januari 2017.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Partijen wonen meer dan twintig jaren samen op het adres [adres]. Bij brief van 1 juni 2016 heeft de man de vrouw bericht dat zij per 30 juni 2016 de woning dient te verlaten.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Het verzoek van de vrouw strekt ertoe aan haar ten laste van de man een uitkering tot levensonderhoud toe te kennen ter hoogte van Afl. 1.750,- per maand. Tevens verzoekt de vrouw toestemming om kosteloos te mogen procederen.
3.2
De man betwist dat partijen een affectieve en/of liefdevolle relatie hebben en betwist dat partijen duurzaam samenwoonden als waren zij gehuwd. Subsidiair voert de man draagkrachtverweer. De man verzoekt om het verzoek af te wijzen danwel aanzienlijk te verminderen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge art. 1:408b Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan, als twee personen langdurig hebben samengeleefd als waren zij gehuwd, de rechter, als dat redelijk is, op verzoek van de een uitkering tot levensonderhoud ten laste van de ander toekennen. Als criteria voor “samenleven als waren zij gehuwd” gelden op grond van jurisprudentie in ieder geval cumulatief: (1) de aanwezigheid van een affectieve relatie van duurzame aard, (2) een samenwoning, (3) een wederzijdse verzorging en (4) een gemeenschappelijke huishouding.
4.2
Het gerecht is van oordeel dat de vrouw, in het licht van bovenstaande criteria en tegenover de betwisting van de man, de stelling dat partijen samenwoonden als ware zij gehuwd feitelijk voldoende heeft onderbouwd. Daartoe overweegt het gerecht als volgt. Partijen zijn in 1991 samen naar Aruba verhuisd. Partijen hebben meer dan twintig jaar lang samengewoond en hebben in 2004 gezamenlijk een hypotheek afgesloten voor een stuk grond te [adres]. In 2008 heeft de man een testament opgemaakt waarin hij de vrouw als enig erfgenaam over zijn gehele nalatenschap heeft benoemd. Hierin staat onder punt 2 vermeld: “Al terminar mi convivencia con mi compañera por mi fallecimiento (…)”. Het gerecht overweegt dat met de woorden “convivencia” en “compañera” in samenhang zonder twijfel een levenspartner bedoeld wordt. Het verweer van de man, dat van een relatie zoals bedoeld in art. 1:408b BW geen sprake is, wordt dan ook verworpen.
4.3
Ingevolge artikel 1:408b BW is het bepaalde omtrent een uitkering tot levensonderhoud aan een gewezen echtgenoot van overeenkomstige toepassing. Bij de beoordeling van een dergelijk verzoek dient enerzijds rekening te worden gehouden met de (mate van) behoeftigheid van de verzoekende partij en anderzijds met de draagkracht van de andere partij, alsmede met de feitelijke situatie waarin de “als waren zij gehuwde” partijen door het de samenwoning en de ontbinding ervan zijn komen te verkeren. In dat verband kunnen alle omstandigheden van het geval, ook niet financiële, een rol spelen.
Behoefte van de vrouw
4.4
De vrouw heeft verzocht om de partneralimentatie te bepalen op Afl. 1.750,-. Zij ontvangt een bedrag van Afl. 506,- per maand aan pensioen. De noodzaak en redelijkheid van de kosten van de vrouw is door de man niet betwist. Gelet hierop kan de behoefte van vrouw worden vastgesteld op totaal Afl. 2.256,- per maand.
Draagkracht van de man
4.5
De man voert verweer aan dat zijn draagkracht ontoereikend is om een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw te voldoen. Hij stelt dat hij gemiddeld per maand 2.002,- loon verdient en Afl. 900,- per maand aan huurpenningen. De vrouw betwist het inkomen van de man en stelt dat hij ook tips verdient van gemiddeld Afl. 9.000,- per maand en dat de huurpenningen Afl. 1.050,- per maand bedragen.
De man heeft het bedrag aan fooien betwist maar heeft nagelaten een gemiddeld bedrag aan tips in het geding te brengen. Het gerecht acht het onaannemelijk dat de man, zoals gesteld, niet iedere dag fooi ontvangt. Naar aanleiding van de door partijen overgelegde Tips Reports zal het gerecht de fooien vaststellen op gemiddeld Afl. 2.400,- per maand. De man heeft aldus een totaalinkomen van gemiddeld (afgerond) Afl. 5.300,- netto per maand. Op grond van het overgelegde uitgavenoverzicht van de man volgt dat de man draagkrachtig is en in staat is de verzochte bijdrage te voldoen.
4.6
Het voorgaande leidt tot de beslissing dat aan de vrouw een bijdrage in het levensonderhoud zal worden toegekend voor een bedrag van Afl. 1.750,- per maand.
4.7
Gelet op het bewijs van onvermogen van de vrouw zal haar toelating worden verleend om kosteloos te procederen.
4.8
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verleent de vrouw toestemming om kosteloos te mogen procederen,
bepaalt dat de man aan de vrouw voor haar levensonderhoud zal voldoen een bedrag van Afl. 1.750,- per maand met ingang van 1 februari 2017.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 21 februari 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.