ECLI:NL:OGEAA:2017:107

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
23 februari 2017
Zaaknummer
EJ nr. 1652 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om partneralimentatie na echtscheiding met betwisting van behoeftigheid en draagkracht

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om partneralimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.F.M. Zara, verzocht de man, vertegenwoordigd door mr. J.M.R.F. Scheper, om een maandelijkse bijdrage van Afl. 7.000,- voor haar levensonderhoud na hun echtscheiding, die op 6 juni 2016 was uitgesproken. De vrouw baseerde haar verzoek op haar behoeftigheid en de welstand tijdens het huwelijk, terwijl de man de behoeftigheid betwistte.

De procedure omvatte verschillende ingediende stukken, waaronder verzoekschriften en producties van beide partijen. Het gerecht overwoog dat de vrouw gedurende 21 jaar huisvrouw was en geen eigen inkomen had. Bij de beoordeling van de behoeftigheid van de vrouw werd rekening gehouden met haar maandelijkse uitgaven, die door de man werden betwist. Het gerecht oordeelde dat de door de vrouw opgevoerde kosten bovenmatig waren en dat zij onvoldoende bewijs had geleverd voor haar behoeftigheid aan deze uitgaven.

Het gerecht concludeerde dat de vrouw, ondanks haar achterstand op de arbeidsmarkt, in staat moest worden geacht gedeeltelijk in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Uiteindelijk werd de behoeftigheid van de vrouw vastgesteld op Afl. 2.000,- per maand. Wat betreft de draagkracht van de man, oordeelde het gerecht dat hij voldoende inkomsten had, ondanks zijn betwisting van de hoogte van zijn inkomen. De man werd veroordeeld tot het betalen van Afl. 2.000,- per maand aan de vrouw, met ingang van 1 februari 2017, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

Beschikking van 14 februari 2017
behorend bij EJ nr. 1652 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[X],
wonende in Aruba,
hierna te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. J.F.M. Zara,
tegen:
[Y],
wonende in Aruba,
hierna te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. J.M.R.F. Scheper.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 11 juli 2016,
- de producties zijdens de man, ingediend op 21 september 2016,
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 27 september 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vrouw en de man in persoon bijgestaan door hun gemachtigden,
- de akte zijdens partijen, ingediend op 25 oktober 2016,
- de contra-akte zijdens partijen, ingediend op 29 november 2016,
- de akte uitlating zijdens de man, ingediend op 13 december 2016.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.HET VERZOEK

2.1
Partijen zijn onder huwelijkse voorwaarden met elkaar getrouwd. Tussen hen is de echtscheiding uitgesproken bij beschikking van 6 juni 2016. Deze beschikking is op 4 februari 2016 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand in Aruba.
2.2
Het verzoek van de vrouw strekt tot veroordeling van de man om aan haar Afl. 7.000,- per maand te betalen als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud. De vrouw heeft deze behoefte gebaseerd op haar behoefte en de welstand van partijen tijdens het huwelijk.
2.3
De man voert verweer en betwist de behoeftigheid van de vrouw.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het verzoek is gegrond op artikel 1:157 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Ingevolge deze bepaling kan de rechter aan de ene echtgenoot die niet voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft en zich die in redelijkheid niet kan verwerven, op diens verzoek ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toekennen.
3.2
Bij de beoordeling van een dergelijk verzoek dient enerzijds rekening te worden gehouden met de (mate van) behoeftigheid van de verzoekende echtgenoot en anderzijds met de draagkracht van de andere echtgenoot, alsmede met de feitelijke situatie waarin de echtgenoten door het huwelijk en de ontbinding ervan zijn komen te verkeren. In dat verband kunnen alle omstandigheden van het geval, ook niet financiële, een rol spelen.
Behoefte van de vrouw
3.3
Niet in geschil tussen partijen is dat de vrouw huisvrouw was gedurende 21 jaar en geen inkomen verdiende tijdens het huwelijk.
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar behoefte een lijst van maandelijkse uitgaven in het geding gebracht. De man heeft de maandelijkse uitgaven van de vrouw betwist.
3.4
Bij het bepalen van de mede aan de welstand gedurende het huwelijk gerelateerde behoefte van de vrouw dient rekening te worden gehouden met alle relevante omstandigheden, waaronder de hoogte en de aard van zowel de inkomsten als de uitgaven van partijen tijdens de laatste jaren van het huwelijk. Hierin kan een aanwijzing worden gevonden voor de mate van welstand waarin zij hebben geleefd en voor het niveau waarop de vrouw na de beëindiging van het huwelijk wat de kosten van levensonderhoud betreft in redelijkheid aanspraak kan maken. De behoefte zal daarnaast zoveel mogelijk met concrete gegevens betreffende de reële of de met een zekere mate van waarschijnlijkheid te verwachten kosten van levensonderhoud van de vrouw worden bepaald.
3.5
Het gerecht overweegt t.a.v. de behoefte van de vrouw het volgende.
De vrouw heeft aangevoerd dat haar kosten bestaan uit de volgende posten: Afl. 1.500,- per maand als compensatie voor salaris, Afl. 150,- per week voor kapsalon, Afl. 400,- per maand voor drycleaning, Afl. 500,- per week voor kleding en accessoires, Afl. 200,- per maand voor cosmetische producten, Afl. 200,- per maand voor mobiele kosten, Afl. 500,- per week voor boodschappen en een retourticket naar Curaçao elke 3 maanden.
Het gerecht acht - ook als de welstand gedurende de laatste jaren van het huwelijk van partijen in aanmerking wordt genomen - de door de vrouw opgevoerde en hierboven genoemde maandelijkse kosten van in totaal Afl. 5.400,- bovenmatig. In het licht van de betwisting door de man heeft de vrouw onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij behoeftig is aan deze posten. De vrouw heeft deze posten niet aangetoond, nu zij geen bonnen of specificaties van haar uitgaven voor deze posten, dan wel bankafschriften in het geding heeft gebracht.
In aanmerking genomen de welstand gedurende de laatste jaren van het huwelijk van partijen acht het gerecht de post van Afl. 1.500,- per maand als compensatie van salaris voor de vrouw, een redelijk, met een zekere mate van waarschijnlijkheid te verwachten uitgave voor kosten van maandelijkse levensonderhoud. Bovendien zal het gerecht, de post van boodschappen Afl. 500,- per week in redelijkheid begroten op Afl. 500,- per maand. Hierbij wordt rekening gehouden met de mate van welstand waarin partijen gedurende de laatste jaren van het huwelijk hebben geleefd.
Het gerecht is bovendien van oordeel dat de vrouw, ondanks het ontbreken van ervaring op de arbeidsmarkt, in staat moet worden geacht gedeeltelijk in haar eigen levensonderhoud te voorzien.
3.6
Het gerecht overweegt ten aanzien van de verdiencapaciteit het volgende. De vrouw is door het huwelijk weliswaar in een achterstands-positie geraakt, maar deze is niet zodanig dat het vinden van een fulltime baan daarna niet meer tot de reële mogelijkheden behoort. Daarbij moet ook rekening worden gehouden dat de vrouw op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat zij vanwege haar leeftijd en haar gezondheidstoestand niet in staat is te werken, dan wel vanwege haar opleidingsniveau en geringe werkervaring geen baan kan vinden. De leeftijd van de vrouw rechtvaardigt niet dat van haar geen enkele inspanning op de arbeidsmarkt meer kan worden verwacht.
3.7
Het gerecht zal rekening houden met de bovenstaande omstandigheden dat de vrouw behoeftig is met een bedrag van Afl. 2.000,- per maand in de kosten van haar levensonderhoud.
Draagkracht van de man
3.8
De man voert verweer aan dat zijn draagkracht ontoereikend is om een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw te voldoen. Hij stelt dat hij in totaal Afl. 969,- per maand aan pensioen verdient, zijnde de overheidspensioen van de SVB van Aruba Afl. 269,- per maand en het overheidspensioen van Curaçao Afl. 700,- per maand. De vrouw betwist het inkomen van de man en stelt dat hij meer verdient.
3.9
Het gerecht overweegt ten aanzien van de draagkracht van de man het volgende.
De man heeft een verklaring van Traeger Brothers Associates Inc. overgelegd. Daarin staat vermeld dat de man gemiddeld een bedrag van Afl. 16,845.92 per maand heeft verdiend tot de periode van september 2016. De man heeft gesteld dat hij daar niet meer werkt in verband met het bereiken van de pensioenleeftijd, hetgeen door de vrouw wordt betwist.
Het gerecht overweegt dat, gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw, van de man verwacht had mogen worden dat hij inzicht had moeten geven in zijn draagkracht en/of uitgavenpatroon. De man heeft desondanks nagelaten een draagkrachtoverzicht in het geding te brengen, dan wel zijn uitgaven te specificeren aan de hand van onder meer rekeningen en bankafschriften. Indien het standpunt van de man zou worden gevolgd, zou dat betekenen dat hij een enorme inkomensval maakt en dat is, zonder nadere onderbouwing, volstrekt onaannemelijk.
Het gerecht gaat, voor de berekening van de draagkracht van de man, uit van het inkomen uit de overgelegde verklaring van Traeger Brothers Associates Inc. aangezien deze in lijn ligt met de waarschijnlijkheid van de welstand gedurende het huwelijk. Op grond van de overgelegde verklaring en het niet verder onderbouwen met stukken acht het gerecht aannemelijk dat de man voldoende inkomsten heeft, dan wel in staat is die te verwerven. Uit dit alles volgt dat de man draagkrachtig is.
Het voorgaande leidt tot de beslissing dat aan de vrouw een bijdrage in het levensonderhoud zal worden toegekend voor een bedrag van Afl. 2.000,- per maand.
3.1
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat de man aan de vrouw voor haar levensonderhoud zal voldoen een bedrag van Afl. 2.000,- per maand met ingang van 1 februari 2017,
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 14 februari 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.