Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Bewijsbeslissingen
Vrijspraak
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze Arubaanse strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte beschuldigd van seksueel misbruik van een minderjarig meisje. De zaak werd op 6 juli 2017 behandeld, waarbij de verdachte niet aanwezig was en verstek werd verleend. De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, eiste een gevangenisstraf van drie jaar. De tenlastelegging omvatte meerdere seksuele handelingen met het slachtoffer, dat op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was.
Tijdens de zitting werd de verklaring van het slachtoffer, die gedetailleerd beschreef hoe de verdachte haar had misbruikt, gepresenteerd. Echter, het gerecht oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs. Er waren geen directe getuigen en het bewijs dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd, ontbrak. De verklaringen van het slachtoffer en een getuige verschilden op belangrijke punten, wat de geloofwaardigheid van de beschuldigingen ondermijnde.
Het gerecht concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Gezien de omstandigheden en de mogelijkheid dat het slachtoffer om persoonlijke redenen had verklaard zoals zij deed, werd de verdachte in het voordeel van de twijfel vrijgesproken. De beslissing werd genomen met inachtneming van het principe 'in dubio pro reo', wat betekent dat bij twijfel de verdachte moet worden vrijgesproken. Het vonnis werd uitgesproken door rechter mr. J. Sap op 6 juli 2017.