ECLI:NL:OGEAA:2017:1006

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 december 2017
Publicatiedatum
4 januari 2018
Zaaknummer
579 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag door gevaarlijk rijgedrag met voorwaardelijk opzet op de dood

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 december 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, geboren in 1999 en thans gedetineerd, werd ervan beschuldigd op 4 juni 2017 met zijn auto met aanzienlijke snelheid op een voetganger in te rijden, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. Tijdens de openbare terechtzitting op 11 december 2017 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van vier jaar geëist, waarvan twee jaar voorwaardelijk. De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen opzet had op de dood van het slachtoffer.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van de bewijsvoering en de argumenten van beide partijen, kwam het gerecht tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag. Het gerecht oordeelde dat de verdachte zich willens en wetens had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden, door met hoge snelheid achteruit te rijden zonder zicht op de weg. De verdachte had het slachtoffer eerder gezien en had moeten beseffen dat zijn rijgedrag levensgevaarlijk was.

De rechter heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en heeft rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij een first-offender was. Het gerecht heeft ook de teruggave gelast van de in beslag genomen auto aan de rechthebbende, aangezien deze niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 1:19, 1:20, 1:21 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez.
De officier van justitie, mr. W. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan twee jaren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de gevorderde en toegewezen wijzigingen, tenlastegelegd:
dat hij op of omstreeks 4 juni 2017 te Aruba, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, met een door hem bestuurde auto met aanzienlijke snelheid, in elk geval met meer dan geringe snelheid, op die [slachtoffer] is ingereden en/of tegen die [slachtoffer] is gereden en/of die [slachtoffer] heeft overreden, terwijl de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 4 juni 2017 te Aruba aan [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten o.a.
- dubbelzijdige longcollaps,
- schedelfractuur rechts,
- mastoid fractuur tot aan schedelbasis,
- fractuur cervicale wervel C2,
- multipele ribfracturen beiderzijds,
- humerus (bovenarm) fractuur beiderzijds,
- sacrum fractuur rechts,
- os ileum (heup) fractuur rechts,
- acetabulum fractuur rechts en
- beiderzijds os pubis fractuur,
heeft toegebracht, door met dat opzet met een door hem bestuurde auto met aanzienlijke snelheid, in elk geval met meer dan geringe snelheid, op die [slachtoffer] is ingereden en/of tegen die [slachtoffer] is gereden en/of die [slachtoffer] heeft overreden;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 4 juni 2017 in Aruba, als weggebruiker, te weten als bestuurder van een voertuig, rijdende op een voor het verkeer openstaande weg, te weten de naamloze verharde weg leidende van Piedra Plat naar Seroe Lopes, zich zodanig heeft gedragen, dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, althans aanmerkelijk en/of onvoorzichtig en/of onoplettend met voormeld voertuig met aanzienlijke snelheid, in elk geval met meer dan geringe snelheid, die [slachtoffer] aan te rijden en/of die [slachtoffer] heeft overreden, waardoor aan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;

3.Voorvragen

Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op
of omstreeks4 juni 2017 te Aruba, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, met een door hem bestuurde auto met aanzienlijke snelheid
, in elk geval met meer dan geringe snelheid,op die [slachtoffer] is ingereden en
/oftegen die [slachtoffer] is gereden en
/ofdie [slachtoffer] heeft overreden, terwijl de verdere uitvoering van dat voornemen niet
isvoltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

Het gerecht grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

6.Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken. Kort weergegeven heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Allereerst overweegt het gerecht dat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat het tenlastegelegde handelen van de verdachte doelbewust gericht was op het van het leven beroven van het slachtoffer. Van opzet op de dood kan echter ook sprake zijn als men zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer komt te overlijden.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard (vgl. HR 25 maart 2003, NJ 2003, 552).
Uit het voorhanden zijnde dossier en het verhandelde ter zitting zijn de volgende feiten en omstandigheden gebleken. Op 4 juni 2017 omstreeks 22.00 uur liepen twee mannen (het slachtoffer [slachtoffer] en de getuige [getuige]) langs de weg vanuit de zuidelijke in de noordelijke richting. Het is aldaar een min of meer rechte weg. De weg heeft geen trottoir en is niet voorzien van straatverlichting. Het is daar donker. De verdachte reed die avond in een auto met donkere “tinted glasses”. De achterruit van de auto is donker getint. De verdachte reed met hoge snelheid over die weg in de zuidelijke richting en reed de twee voetgangers tegemoet. Zij liepen aan de rechterkant van de weg (gezien vanuit de rijrichting van de verdachte). Het slachtoffer [slachtoffer] liep een beetje op de weg. De verdachte zag de voetgangers. Bij het naderen van de voetgangers week de verdachte naar links omdat [slachtoffer] op de weg liep. [slachtoffer] heeft toen tegen de verdachte geschreeuwd om langzamer te rijden. De verdachte bracht direct daarna zijn auto tot stiltand en zette zijn auto in zijn achteruit. De getuige [getuige] stak de weg over en ging naar de andere kant van de weg. De verdachte reed toen met aanzienlijke snelheid achteruit in de richting van waar de voetgangers liepen (de noordelijke richting). Hij zag de getuige [getuige] aan de andere kant van de weg staan maar zag [slachtoffer] niet. De verdachte had - door de donker getinte achterruit en het ontbreken van straatverlichting - geen zicht tijdens het achteruit rijden. [slachtoffer] (die op dat moment op de weg liep) werd aangereden. De verdachte voelde dat hij over iets heen reed. Hij vermoedde dat het [slachtoffer] kon zijn. Het slachtoffer werd onder de auto op een afstand van ongeveer 12.50 meter over de weg in de noordelijke richting gesleept. De verdachte ging vervolgens vooruit rijden. De auto bleef tegen [slachtoffer] steken. De banden van de auto bleven rond draaien en de verdachte kon niet goed voorruit. De verdachte ging met hoge snelheid optrekken. Het slachtoffer werd vervolgens over de weg op een afstand van ongeveer 5 meter (nu in de zuidelijke richting) meegesleept. De verdachte reed vervolgens met hoge snelheid weg.
Het gerecht is gezien het genoemde handelen van de verdachte en de omstandigheden waaronder dit plaatsvond van oordeel dat de aanmerkelijke kans aanwezig was dat [slachtoffer] hierdoor zou kunnen komen te overlijden. Een dergelijk rijgedrag levert naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer] op. Indien een persoon onder het enorme gewicht van een auto terechtkomt, kan dit diens dood ten gevolge hebben.
Het gerecht is tevens van oordeel dat de verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. De verdachte heeft voordat hij met aanzienlijke snelheid achteruit ging rijden [slachtoffer] op de weg zien lopen. Hij had, gelet op de donker getinte achterruit en het gebrek aan straatverlichting ter plaatse, geen zicht op de weg toen hij achterruit reed. Hij is toch met aanzienlijke snelheid achteruit gaan rijden niet wetende of [slachtoffer] nog op de weg liep en niet wetende of [slachtoffer] weg zou (kunnen) springen. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij voelde dat hij over iets heen reed en dat hij het vermoeden had dat het [slachtoffer] kon zijn. De verdachte heeft [slachtoffer] onder zijn auto over de weg op een afstand van ongeveer 12.50 meter meegesleept. Hij heeft de auto niet tot stilstand gebracht en is niet uitgestapt om te kijken wat er onder zijn auto lag. In plaats daarvan is de verdachte, wetende dat hij misschien [slachtoffer] had aangereden en dat hij misschien nog onder de auto lag, vooruit gaan rijden. Met verhoogde snelheid is hij gaan optrekken “om van het ding dat onder de auto lag af te komen” en heeft hij [slachtoffer] weer over de weg meegesleept. De gedragingen van de verdachte kunnen dan ook naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het in de bewezenverklaring omschreven mogelijke gevolg, te weten de dood van [slachtoffer], dat het - behoudens aanwijzingen voor het tegendeel - niet anders kan zijn dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans hierop heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is het gerecht niet gebleken. Het opzet van de verdachte is dan ook in voorwaardelijke zin op het mogelijke gevolg (de dood van [slachtoffer]) gericht geweest. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.

7.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair: poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

8.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

9.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging doodslag. De verdachte heeft door zijn rijgedrag een levensgevaarlijke situatie gecreëerd met de aanmerkelijke kans op fatale gevolgen voor het slachtoffer. Dat het slachtoffer door de aanrijding niet dodelijk verwond is, is in de gegeven omstandigheden een gelukkige omstandigheid die niet aan de verdachte is te danken. Het slachtoffer heeft het overleefd maar heeft wel zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Hij ondervindt hiervan tot heden ernstige lichamelijke klachten. De verdachte heeft met zijn handelen het slachtoffer groot en onherstelbaar leed en letsel toegebracht.
Ten nadele van de verdachte houdt het gerecht rekening met het feit dat hij na de aanrijding is doorgereden en het slachtoffer aan diens lot heeft overgelaten.
In het voordeel van de verdachte houdt het gerecht rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en met het feit dat de verdachte first-offender is.
Naar het oordeel van het gerecht kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te melden duur met zich brengt.
Alles in aanmerking nemend komt het gerecht tot het oordeel dat in het onderhavige geval de oplegging van een gevangenisstraf van hierna te melden duur passend en geboden is.
Het gerecht acht het voorts van belang te voorkomen dat de verdachte nieuwe strafbare feiten begaat en zal de strafoplegging mede aan dat doel dienstbaar maken door een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op leggen.

10.Inbeslaggenomen voorwerp

Teruggave
De teruggave zal worden gelast van de in beslag genomen witte auto van het merk [merk auto] (gekentekend [kentekennummer]) aan de rechthebbende, nu deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
drie (3) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
een (1) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt ;
gelast de teruggaveaan de rechthebbende van het in rubriek 10 genoemde voorwerp;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 29 december 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.