In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderde eiser, die op 19-jarige leeftijd in de Filipijnen was gehuwd met gedaagde 1, toestemming om een onroerend goed over te dragen aan gedaagde 2, met wie hij een affectieve relatie had gehad. Eiser en gedaagde 2 hadden samen een woning gekocht, maar de relatie met gedaagde 1 was nooit in de woning tot stand gekomen. De notaris had aangegeven dat eiser toestemming van zijn echtgenote nodig had om de overdracht te kunnen effectueren. De rechter moest beoordelen of de woning die eiser samen met gedaagde 2 had gekocht, kon worden aangemerkt als een echtelijke woning in de zin van artikel 1:88 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA).
De rechter concludeerde dat de woning niet als echtelijke woning kon worden aangemerkt, omdat eiser nooit de intentie had gehad om met gedaagde 1 in deze woning te wonen. De woning was bedoeld om samen met gedaagde 2 bewoond te worden. Daarom was eiser niet verplicht om toestemming van gedaagde 1 te vragen voor de overdracht van zijn deel van de woning aan gedaagde 2. De vordering van eiser werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten moest dragen.